home
Archief Home    •   Kunst - afbeeldingen    •   Kunst - tekst    •   Foto - afbeeldingen    •   Foto - tekst    •   Documenten - tekst
Zoek:
2469 resultaten gevonden.
Jaar Beschrijving Map
nummer
Document.nr. en toevoeging
1901
Prix de Rome 1901. Brief van Monnickendam van 7 juni 1901 aan Allebe waarin hij, nu hij het diploma heeft, zich aanmeldt ' mij te beschouwen als medestrijder in den te houden proefkamp' Prix de Rome.
0479 - 2 
1901
Prix de Rome 1901. Notulen van de vergaderin van 1 juni 1901. Mededingers waren .H. Gouw, M. Butter, P.C. Mondriaan, H.J.F.E. von Sijben de Maroije (niet opgekomen) en Monnickendam. De eerste drie worden meteen toegelaten. Over Monnickendam is discussie, maar gelet op het feit dat hij al twee keer eerder heeft mee gedaan, wordt hij alsnog toegelaten. Prix de Rome.
0479 - 3 
1901
Prix de Rome 1901. Cijferlijst van de deelnemers. Prix de Rome.
0479 - 4 
1901
Prix de Rome 1901. Tekst voor de nederlandsche Staatscourant No 261 van donderdag 7 november 1901, waarbij wordt meegedeeld dat de gouden medaille is toegekend aan Gouwe en een zilveren eerepenning aan Monnickendam. Prix de Rome.
0479 - 5 
1911
Kopie brief (Rijksprentenkabinet Amsterdam) van Monnickendam (Atelier De Ruyterstraat 2) van 14 juni 1911 aan Ph. Zilcken, waarin hij schrijft dat hij de tekening van de Beeldhouwer Hesselink wel wil afstaan voor het' Studio-schets-nummer', maar dat het erg moeilijk is om het originele werk van de eigenaar te pakken te krijgen en dat zijn ervaringen met de studio die er een afdruk van maakt slecht is. 'Is die tekening beslist noodig of kunt U het niet af met een goede foto?' Het betreft hier 06 - 38 - INT.
0480 -  
1924
Brief ( Gemeente archief Den Haag OV2 schildersbrieven) van Monnickendam van 22 april 1924 uit Markelo aan... met dank voor de gelukwenschen tglv zijn 50ste verjaardag met een leuk tekeningetje ( Stilleven met Kok). b. Dankbrief (zie hierboven voor bron) van mevrouw Monnickendam aan mevrouw Smit Kleine, ongedateerd, maar er wordt over M’s feest en tentoonstelling gesproken, dus het moet 1924 zijn,(de brief is ook geschonken in 1929) c. Kopie dankkaart tglv Monnickendam’s 60ste verjaardag 1934.
0481 -  
1927
Brief Mevrouw Monnickendam aan P.H. van Moerkerken van 26 mei 1927, waarin zij bevestigt dat Monnickendam mee zal doen aan de tentoonstelling van de Rijksacademie. Dit betreft de tentoonstelling van 30 november - 31 december 1927.
0482 -  
1908
Voorblad De Prins van 6 juni 1908 met foto’s van de Roeiwedstrijd (het 60 jarig jubileum van de Koninklijke Amsterdamsche Roei- en zeilvereeniging 'De Hoop' (30 3n 31 mei). Zie 08 - 07 - L.
0483 -  
1936
Brieven uit 1936 aan Mevrouw Monnickendam mbt de vertaling van werk van Hans Fallada en de vertaling zelve
0484 -  
1908
Kritieken nalv de tentoonstelling bij de Larensche Kunsthandel ( Herengracht te Amsterdam) maart 1908. a. Onbekend welke krant, NRC? ( een potloodaantekening geeft aan 'Rotterdam'): 'Men schrijft ons uit Amsterdam: Een schilder van een eigen persoonlijkheid en een eigen palet, wat - geloof ik - doorgaans samen gaat. Het persoonlijke in Monnickendam is zelfs van een zeer sterke eigenheid en daar het bovendien van een robuust karakter is, uit het zich onmiskenbaar op een van anderen zeer onderscheidende wijs. Zijn kleurengamma, zijn wijze van schilderen, dat haast boetseeren met de verf is, zijn keuze van sujets en hunne opvatting, in alles openbaart zich eene forschheid, een naar het groote neigende, een van den beganen weg afwijkende, die onze aan makker kunst gewende zinnen, licht verbijstert. Monnickendam’s gezicht op de dingen, is als die van een in onze Hollandsche werkelijkheid verdwaalden Oosterling. Ook zichzelf ziet hij liefst, gedost in fantastische gewaden. Dat doet aan Rembrandt denken, niet in de uitvoering, maar in de neiging. Velen zullen zich van een der Arti-tentoonstellingen, Monnickendam’s Salome herinneren, in haar schitterende kleeding. Zijn voorkeur voor schouwburg - en circus- interieurs met fantastische verlichting, past in dien uitgesproken zin voor sterke kleuren en krachtige omlijning der voorwerpen en figuren en hunne schaduwen. Zoo hevig wordt hij getroffen door de glans, het brillante der dingen - of wel, hijzelf is zoo vol Oostersche weelde, dat de gloed er van alles overstraalt, wat hij in het vizier neemt. Hij gaat, om zoo te zeggen, haast op in die schitterende uiterlijkheid. Wat men dan ook te zeer nog mist in zijn kunst, is het doordringen tot die innerlijkheid van het aanschouwde. De stofuitdrukking is van menige zijner schilderijen de zwakke zijde. Men neme het groote landschap: Melktijd. Ongetwijfeld sterk van licht, een en al zonnebrand! Maar boomen, grond, koeien zijn alle van dezelfde materie en ook aan de schilderwijze bemerkt men nauwelijks eenige schakeering van gevoeligheid. Dat is wel anders en beter in zijn Salome, waarvan de sopelheid der vleeschschildering te roemen valt en de uitdrukking van gewaad en hoofdbedekking, uitmuntende partijen te bewonderen geeft. Coup d’Atelier, zijn laatste werk, naar ik vermoed, is van een harmonieus ensemble en een intimiteit, die aan dit interieur een bekoring geven, welke doet verwachten, dat Monnickendam op weg is naar een rustiger samenvatting en bezonkener uiting. Veel moois is er ook in het kapitale schilderij: De Brief. Men heeft maar de oude dame, die luistert naar de voorlezing van den epistel, in gedachte af te zonderen uit de omgeving, om een zelfs voornaam schilderstukje te verkrijgen. Eigenaardig, misschien juist in dit verband met onzen, door de traditie gevormde smaak, is het, dat onder de dingen, op deze tentoonstelling van werken van Monnickendam, die ons het liefste zijn, behoort het paneeltje met het witte paard, in zijn eenvoud van sujet en, bij alle eigenheid van visie en palet, toch ons verplaatsende in een Hollandsch werkelijkheidsmilieu. ' Besproken werken: Melktijd 07 - 04 - L Salome 06 - 04 - P De Brief 05 - 06 - DIV Coup d’Atelier Witte paardje en: Het Ruitergevecht 04 - 01 - P. b. Onbekend welke krant. De journalist is H. de Boer: '...en de onmiskenbare virtuositeit van zijn doen. Aan Monticelli (Rembrandt), Moreau, Manet doet zijn werken denken en zelfs op ongewone wijze aan den eersten modernen Franschen orientalist Decamps.. En toch, zijn Salome toont 't alweer, hebben we hier met een buitengewoon man te doen. Zelfbezinning, concentratie en een dosis grimmige nuchterheid is 't wat we dezen onrustigen slaapwandelaarsnatuur, wien vooral het nachtmerrieachtige doen in obscure theaterspelonken trekt, zouden toewenschen. Al die invloeden schijnen op zijn werk eer decentrisch te werken en tegen anderer opmerking moet ik hier nogmaals beweren, dat de onrust van de voorstelling hier een ondeugd is......' Geneoemde werken: De Zelfkant van de Stad 06 -06 -L. c. Algemeen Handelsblad van zaterdag 28 maart 1908 met als auteur:'Gio': '....Wat deze werken bijna alle gemeen hebben, is de sterke greep in de opgaaf die de schilder zichzelf stelde. Dat is zeker, Monnickendam is een man, die aanpakt. Ruw soms, maar krachtig. Niet altijd met de matiging, de zelfbeperking, die den meester verraadt en die leidt tot harmonie in het kunstwerk. Met een groote neiging tot sterke kleuren, contrasten, felle lichteffecten, die meer verbazen dan aantrekken. Een fantast ook, met den lust zichzelf te schilderen als Marokkaansch ruiter of Levantijn. Een die aangetrokken wordt door moeilijkheden als het schilderen van zalen met veel menschen bij avondlicht, dat sterke schaduwen en schel verlichte partijen geeft... Zoo is er veel om goed aan te zien, veel om te bestuderen in deze collectie werken van een zeer persoonlijk, origineel artiest, die niet altijd bekoort maar altijd interesseert. ' Besproken worden: Brugge 00 - 09 - BL Melktijd (Koeien aan de Amstel) 07 - 04 - L Aan den Zelfkant 06 - 06 - L Het Ruitergevecht 04 - 01 - P De Levantijn 00 - 02 - P Salome 06 - 04 -P De Brief 05 - 06 - DIV De Veiling (hier genaamd 'De Brakke Grond' 05 - 03 - INT Menschen op de Gaanderij 05 - 09 - INT??? andere loge 'waar het sterk verlichte tooneel te zien is' Flora ws 05 - 10 - INT. d. Deel van artikel: 'Van Monnickendam 17 schilderijen. 't is waar, het werk van dezen nog jongen schilder heeft niet te miskennen kwaliteiten. Ik heb reeds jaren geleden er op gewezen, meenende dat juist hier een zoogenaamd opbouwende critiek, (o, dikwijls ten onpas aangebrachte term) moest betracht worden. Er zijn eigenschappen die onder de Hollandsche schilders vrij vreemd zijn, van compositiegeest, dramatische kleurenzin, groot samenvatten der vormen: de keus der eveneens bij ons ongewone schilderij-sujetten, is daar natuurlijk uit voort gekomen. Daarnaast in de uitvoerende hand een kracht, maar jammer, een kracht die zich gaarne betoont in bij ons weer even zeldzame geweldenarij van teekenmethoden en schilderwijzen. De uitkomst van dit onbekookte krachtbetoot heeft daarom nog maar een zeer twijfelachtige duurzame waarde. Er is absoluut gemis aan zelfkeuring en erger, er is manierisme. En dat is jammer bij een schilder van talent als dezen. Het werk is in veel oppervlakkig van uitdrukking, leeg aan meening, van kleur opgedrongen weelderig, en dikwijls rauw. Dit zijn meeningen,die met bewijsredenen omkleed zouden moeten worden bij nadere ontleding der eigenaardigheden in de schilderijen zelf, een voor een..... De vooruitgang bestaat voornamelijk in vermeerdere ervaring van techniekexperimenten: zie vooral het landschap met de koeien. Ook het opgetooide zelfportret en de kop van Salome geven aanleiding tot voor den geestelijke inhoud van dit werk ongunstige conclusie’s.' Plasschaert?? (RJC). Genoemd: Landschap met de koeien 07 - 04 - L opgetooide zelfportret: 04 - 01 - P Salome 06 - 04 - P een schilderijtje uit 1899 ?? Kritieken.
0485 -  
1908
Kritiek uit het Vaderland van mei 1908 mbt de tentoonstelling van St Lucas van 3 mei - 15 juni 1908: '..Dichtbij, hier, hangt de BIllard-academie van M. Monnickendam. Ontegenlijk zeggend knap en smaakvol, aardig geobserveerd, in de verschillende zoo leuk aangegeven typen, misschien wat geoutreerd, doet het in sommige opzichten, in de sterk gebogen en gewrongen vormen, aan teekeningen van Josef denken. In de vlak gehouden, mozaiksgewijze naast elkaar geplaatste brokken kleur, in glanzende harde verfmaterie, wekt het den indruk van ingelegd werk, emailkunst of zooiets De volheid der compositie, waartoe het onderwerp aanleiding was, bepaalt voor een niet gerig deel de charme, want, en zou dat niet een criterium zijn, waar hij zich in eenvoudiger alledaagscher gegevens verdiept, als een portret ..blijft onder de maat...' Genoemd: Billardacademie 07 - 01 - INT. Kritieken.
0486 -  
1913
Kritiek, onbekend welke krant (NRC?) mbt een tentoonstelling bij de Larensche Kunsthandel. De datum is ook onbekend, maar men meldt dat de tentoonstelling gaat over voorstellingen uit Haven Stad en dat deze is georganiseerd tglv de opening van de E.N.T.O.S. Dat was in 1913. Zie Ons Amsterdam, jaargang14 (1962) pagina 312. ' Een ietwat magere expositie dus, maar die wij toch blijde zijn geweest, niet onbezocht te hebben gelaten, om de twee schilderijen van Martin Monnickendam: een uit 1903 : De Oude Beurs, het andere uit 1908: De Roeiwedstrijd op den Amstel. Deze werken te hebben teruggezien is ons een vreugde geweest. In het eerste schijnt door den kunstenaar later nog te zijn verschilderd, zoodat er wel meer eenheid in gekomen is: de figuren der straastoffeering meer in het kader staan en de beurs zelf aan statigheid gewonnen heeft. Men moge van het werk van Monnickendam niet altoos een onverdeelden indruk ontvangen, hem voorbij zien kan men nooit. Waar hij is - trekt hij en boeit hij dikwerf de aandacht. In verband met 'Roeiwedstrijd op den Amstel' heb ik mij afgevraagd of er toch niet inderdaad een tijd zal komen, dat men het bezit van zulk een schilderij elkander zal betwisten. Wat men lokale kleur noemt - heeft zoo’n werk niet. Onder lokale kleur, wel te verstaan datgenen wat wij, gewone stervelingen, in een gegeven wervelijkheidssujet zien. Zeker, er is op dit stuk van Monnickendam een water, een schuitenhuis, toeschouwerspubliek. Men kan met goeden wil zelfs het Amstel-hotel herkennen. Maar dat water, met zijn in 't groen gevatte oploopende oevers, heeft luttel van onzen Amstel...In elk geval, hier is het sujet niet gezien door het oog van den nuchteren waarnemer - maar als in den zwijmel van een van kleuren dronken gemoed. Er zijn menschen, die heel weinig geestelijk vocht kunnen verdragen, ook onder de kunstenaars. Vooral onder dezen, die zich juist door hunne lichte aandoenlijkheid onderscheiden en voor wie de natuur vol geestelijk vocht is, dat hen weeldedronken maakt. Monnickendam behoort tot die licht ontvlambaren, wier gemoed door een vonk in lichte laaie wordt gezet. Voor hem springt uit het kleurengamma van onze Hollandsche werkelijkheid een schitterende en vaak schaterende klankenregen op. En in zijn Oostersche uitbundigheid, raakt hij wel eens het stuur kwijt, wat zijn werk niet alleen zeer ongelijk doet zijn, maar het den beschouwer telkens weer moeilijk maakt zich in zijn opvatting in te denken en in te leven. Maar deze Roeiwedstrijd is coloristisch zoo voldragen, bij al het fantastische van het palet en het sterke en pittige der tegen elkaar gezette kleuren, in zijn kaleidoskopische wemeling, zoo harmonisch en de tijd heeft er zoo’n glanzige rijpheid aan gegeven, dat ik inderdaad mij kan voorstellen, hoe bij dit alles, de onachtzaamheid in menig opzicht der vormen, ten slotte zal worden aanvaard als nu eenmaal een eigenaardigheid van de stijl van Monnickendam, gelijk wij dit ook van een Daumier doen. De Oude Beurs draagt het kenmerk van 5 jaar ouder te zijn. de schilder voelde zich toen nog niet zoo vrij en niet zoo sterk. Het heeft zwakke gedeelten: de stof is niet overal goed uitgedrukt. Het karakter van dit schilderij wordt ook hierdoor bepaald, dat het voldoende illustratieve waarde bezit, om het zich bijv. te denken als versiering in de bestuurskamer der nieuwgebouwde effectenbeurs. Het is bevattelijker dan 'Roeiwedstrijd op den Amstel', hetwelk als een geheel zelfstandige schepping is te beschouwen, met haar eigen maatstaf te meten.' Wat een kritiek!! Genoemd: De Oude Beurs 03 - 05 - AMST Roeiwedstrijd op den Amstel 08 - 07 - L Kritieken.
0487 -  
1931
Kritiek nalv de tentoonstelling van de Maaatschappij Rembrandt van 16 mei t-m 7 juni 1931, a. Telegraaf van 21 mei 1931: '..Maar hoewel een Monnickendam geen hof, koning of keizer heeft om zich breed te gevoelen, ontbreekt het dezen schilder noch aan durf, noch aan modellen. Hij kruipt niet in z’n schulp: groote doeken, breede kwasten en penseelen beanstigen hem niet: zij beven in tegendeel voor hem, den rasschilder. En hij schildert daarop met lichte hand een door een hond vergezeld, schoon gekleed jong paar op een sentimenteele promenade in een mooi landschap van het door een schitterend kasteel beheerschte bergstadje Bouillon, waarnaar - bij een bronzen standbeeld - een reiziger in roode fez en blauwen mantel kijkt, onder blauwe lucht en lichtende wolken. Of met vaardige hand smeert hij een groot doek vol met levensgroote figuren, en het is een tot den toeschouwer lachend meisje in 't rood te midden eener wonderbare vischvangst of z’n dochter Monarosa als een 'Abundantia', een boordevolle schaal met tulpen ophoudend achter een van wild, zeebanket en edel ooft rijk voorzienen disch. En wat Israels van Velazquez schreef, is ook van toepassing op Monnickendam, hoewel deze eer in het vurige dan in het grijze vervalt: 'Hij teekent niet diepzinnig, nauwkeurig, maar groot en raak: hij zoekt niet, hij wurmt niet, hij smijt niet wanhopig om zich heen met kwasten en stoelen, maar ernstig en overlegd.' Hij toont zich geen meester in de beperking, maar in den kwistigen overvloed. Dat ook leegten vol uitdrukking kunnen zijn als pauzs in de muziek is voor hem niet gezegd: hij vult het vlak zijner stillevens tot barstens toe met bloemen en vruchten en laat dan nog een aap aan het gordijnkoord trekken en stijgt nog in kleur met een papegaai. Of hij belaadt een mand in den vorm van een boot rijk met lekkernijen en noemt dit de inscheping voor Cocagne, het land waar deze ijverige schilder ongetwijfeld geboren is. Ook in de steden die hij gaarne schildert, is alles wel oud, maar niet stil: het raadhuis te Rothenburg wordt juist verlaten door een bruidspaar en het marktplein is bevolkt door ossenkarren en ganzenhoeders, zooals een kanaal te Venetie met ranke gondels. Monnickendam is een man der menigte, waar hij zich een mensch met menschen voelt: hij schildert interieurs der synagoge tijdens een godsdienstoefening of het loofhuttenfeest en volle zalen met kijkende of luisterende menschen: een biljartacademie, het Conservatoire des arts et metiers of de Italiaansche opera. Verwant in 't motief zijn die in de open lucht levende scenes als een bruiloft in Bretagne en die boerin met haar kindren en een geslacht varken voor de boerderij. het meest bedwong deze schilder z’n drift in die smaakvolle portretten van Roos en Ruth, als kinderen in 't rood en groen met een mand bloemen en een pop van Ruth met een roode mandoline tegen stijfgroen fond. Zichzelf en z’n vrouw schilderde hij, vermomd als Biedermayers, als jong volk in 't groen. Monnickendam ontneemt aan de kleur, zelden het bonte, om de pracht en den praal, en de schittering.' Genoemde werken: Bouillon 26 - 50 - BL Biljartacademie 07 - 01 - INT Conservatore des Arts et Metiers 08 - 11 - INT Roos en Ruth 15 - 04 - P Rothenburg 23 - 12 - DU In Biedermeire Costuum 16 - 21 - P Embarquement pour Cocagne 26 - 01 - STILL Loofhuttenfeest 33 - 07 - SYN Canal Grande 30 - 14 - IT Italiaansche Opera 031 - 04 - IT Markelo 24 - 09 - V Monarosa 28 - 02 - P Bruiloft in Bretagne 27 - 14 - BR Bloemen en Vruchten-Stilleven met papegaai 16 - 01 - STILL b. Onbekend van welke krant, maar de aantekening in het handschrift van Monnickendam:'Vetviola!' geeft aan dat de uit het Handelsblad is en van de hand van Maria Viola: '......Een heele zaal stond de gastvrije 'Maatschappij' aan een harer invite’s, Martin Monnickendam af, van wien bovendien nog drie schilderijen in de eerezaal hangen,- bekende werken, als het groote schilderij 'Conservatoire des Arts et Metiers' en 'Biljartacademie', waarin Monnickendam zich een meester toont in het levendig en karaktervol arrangeeren van groepen onder kunstlicht.Tusschen beide een stuk uit zijn latere jaren,het meisje in het roode jakje, dat lachend heenkijkt over een tafel, beladen met glinsterende visch. Rood is Monnickendam’s lievelingskleur, het rijke, klaterende, stralende rood. het stroomt als een fanfare door zijn tafereelen: niet alleen door de bloemen-, vruchten- en vischstukken, die hij in menigte heeft gemaakt, maar ook door zijn oudere, zijn donkere schilderijen gelijk de zooeven genoemde, waarin het rood is als een vlam, die het donker diep doet fonkelen. Maar treedt zijn eigen zaal binnen en zie hoe alles er glanst en sprankelt van overdadige kleurenweelde. Er hangt haast geen tafereel of de blijmoedige schilder heeft er bloemen bij te pas gebracht. Daar zijn allereerst de groote stillevens met bloemen en vruchten, waarop hij geen plekje leeg liet waar nog een knopje, een druif of een noot kon liggen. Hij schildert een ouderwetschen tuinkoepel en 't wordt een profusie van bloemen, die tenauwernood een smal paadje open laat voor het meisje dat de thee serveert. Roos en Ruth, zijn bloeiende dochtertjes, dragen een groote mand overstroomend van de verrukkelijkste bloemen en als in zijn 'Synagoge' het Loofhuttenfeest wordt gevierd draagt men er groene twijgen rond. Martin Monnickendam is de Pallieter van de hedendaagsche schilderkunst: een tocht met het koekeschip, volgeladen met vette lekkernij uit het land van Cocagne, lijkt een avontuur waar zijn geestverwant Felix Timmermans vinger en duim naar zou likken.' Vervolgens worden nog een paar schilderijen genoemd. Kritieken.
0488 -  
1908
Diploma voor de Bronzen Medaille van de 'Exposition Universelle de Bruxelles 1910' Groupe II - Classe 7 - PAYS - Bas. Het prachtige diploma van C. Montald 1908 is ondertekend door verschillende commisarissen en de Mister van Industrie en Werk en de Minister van Wetenschappen en Kunst.
0489 -  
1910
Kritieken nalv de tentoonstelling bij Kleykamp van februari - maart 1910 : a. NRC van 19 maart 1910: 'Hoe dikwijls heeft men moeten ervaren, dat een verzameling hedendaagsche Hollandsche schilkderkunst, in het buitenland tentoongesteld, onvoldoende belangstelling wekte, doordat ze eentonig gevonden werd. Tegen de mogelijkheid van dit (oppervlakkig) verwijt gaat het streven van de heer Monnickendam lijnrecht in. Figuur-schilder, zoekt hij het niet in boeren-binnenhuizen, in de stage herhaling van, nauwelijks ietwat anders geplaatste, menschengroepen. Dat mocht intiem zijn-hij wil wat anders. Hij geeft wat anders. Toen het werk onlangs in Den Haag was tentoongesteld, is hier met warme ingenomenheid verteld, wat hij geeft. Ook wij vragen te liever belangstelling voor dezen geestkrachtige, die zooveel aandurft en aanpakt, daar wij overtijgd zijn, dat zijn talent zich nog veel ontwikkelen kan. Hier is waarlijk reactie, in den goeden zin van nieuwe actie. Een afwending van het abstracte, van de gevoelsdroomerij, van het ondergane gevoel: een gang tot het concrete leven, een gretig speuren naar wat daar bijzonder is door krachtige kleur en frissche openbaring van karakter...... Monnickendam, het andere gevend, mist de distictie van 't vroegere. Zijn levendige, kleurige, fleurige werk boeit: - het zal dat ook doen in reproductie...... Een plaat van de Zelfkant( 06 - 06 - L), het groote schilderij dat vroeger hier is tentoongesteld, zal ongetwijfeld aangenaam zijn om te beschouwen.' Verder worden besproken: De Brief (05 - 06 - INT), de Levantijn en Le Rate (05 - 04 - INT). Er wordt gesproken van een eerdere tentoonstelling in den Haag. Nazoeken! b.De Hofstad van 5 februari 1908: 'Met deze tentoonstelling heeft Martin Monnickendam mij gewonnen. Hij is een buitengewoon belangwekkend schilder. En het is onze schuld, dat men ons daarvan niet eerder overtuigde? Heb ik dat jongetje met de lampion ooit eerder, of anders, wat ik niet geloof, ooit goed gezien? Waarom grijpt de visie van den schilder mij hier ineens zoo aan, dat ik hem voortaan wel altijd een plaats in mijn herinnering zal geven? ....Als Rembrandt in zijn begintijd heeft hij soms dat onwezenlijke witte licht, hetwelk hij in enkele gevallen iets feeenrieks en feestelijks weet te geven..... Hij is een kranig typeerder. Hier neemt hij dezelfde Parijzenaars als uitgangspunt, die Van Gogh had. Wanneer men in de 'Openbare Les' van het vrouwtje met de roode lippen en het dubbele gezicht uitgaat, en al de koppen naar links ( van den toeschouwer ) toe volgt, dan heeft men een reeks van de meest gevarieerde typen, allen raak. En het geheele doek door vindt men die rijke variatie. Wat een teekenaar, en intens typeerder met licht- en kleurengloed! Een merkwaardig werk is ook het 'Rouwbezoek'. 't Doet denken aan Vincent, maar 't heeft zelfstandige waardij... Den realist romanticus Monnickendam onze dankbare hulde.' Genoemde werken: Pietje met de Lampion Conservatoire des arts et Metiers (De Openbare Les) 08 - 11 - INT Rouwbezoek 01 - 02 - B c. NRC van februari 1910: 'Men schrijft ons uit Den Haag: ...Monnickendam is bij voorkeur een schilder van het groote stadsleven en de Zelfkant is er een bijzonder beeld van. Het vertegenwoordigt een nieuw onderwerp in onze schilderkunst. Voor hem heeft geen schilder met zulk een nadrukkelijkheid dit onderwerp behandeld. Men kan zich geen beter beeld vormen van zulk een rommeligen en tegelijk karakteristieken uithoek eener groote stad, dan hier weergegeven.' dan volgt een hele beschrijving van het schilderij 'Monnickendam heeft het op oorspronkelijke wijze behandeld, zoodat het een nieuw gezichtspunt in onze schilderskunst en een beeld van de cultuur van eigen bodem vertegenwoordigt.' Genoemd: De Zelfkant 06 - 06 - L d. Onbekend maart 1910: ' Er bestaat weinig kans, dat iemand er aan denken zal Monnickendam in te deelen bij de compacte horde der schilderende menigte. Men ontvangt den indruk, dat hij niet alleen naar eigenheid van opvatting en uitdrukking streeft - het streven toch heeft hij met zeer velen gemeen, die hun uilen gaarne voor valken aanzien - maar ook dat hij daartoe krachtens zijn aanleg gerechtigd is. Er gaat van dit werk een sterke overtuiging uit. Er iets gedurfd in de compositie, iets boeiends in de kleur, of beter: in sommige kleuren: iets - kortom - dat dezen schilder kenmerkt als een zooal niet aanzienlijke, dan toch opvallende figuur, die recht heeft op onze aandacht.. ..maar het tekort aan goeden smaak doet zich nog immer hinderlijk voelen. Hoe bont doet de aquarel Bij den Juwelier (No 71) aan met die zonderlinge lichtkroon en met al dat fel gekleur en gefonkel. Het oog zoekt vergeefs naar een rustpunt. het geheel joelt en schatert als een kermisherrie. Maar dichtbij wint deze voorstelling. Dan zien we, hoe knap de figuren gewassen zijn: hoe aardig vooral....(rest ontbreekt). Genoemd: De Roeiwedstrijd 08 - 07 - L De Zelfkant 06 - 06 - L Bij den Juwelier 09 - 02 - INT Kritieken.
0490 -  
1918
Kritiek uit 'De Nieuwe Courant' van 30 september 1918 nalv de tentoonstelling bij Kleykamp (sept-okt 1918) auteur F.L.: ' Hij is een rasschilder, dronken van kleurgenot, overweldigend in zijn fantasie, een temparament zooals wij er geen tweede in Nederland hebben, met een zeer persoonlijke visie, welke men aanvaarden moet zonder telkens te trachten zijn eigene tusschen kunstwerk en werkelijkheid te schuiven... Het is Monnickendam te doen om het kleurige,, fleurige, levendige van een stadsgeval. Zijn teekeningen geven nagenoeg allemaal de beweging weer van drukke plaatsen en bonte hoekjes. Waar Monnickendam zich geboeid toont door een mooien ouden gevel, ziet men aan zijn werk dat het niet de architectonische- maar veeleer de zuivere picturale kant is, die hem boeit... De anderen, de kunstzinnigen zullen genieten van dit zestigtal teekeningen van een zoo levendig kunstenaar, van onzen modernen en schilderenden Breederode, die overal kleurtjes en spatten ziet en voor wien het leven wel een nooit eindigend vuurwerk lijkt......Dan vliegen schetsboek en krijt hem uit den wijden zak en dan gaat hij noteeren, vlug met een zekerheid van hand, die aan vlug werken gewoon is. De hoofdzaken legt hij vast, de compositie is bij hem altijd trerfend origineel. Een zevental kapitale schilderijen van Monnickendam zijn hier ook geexposeerd...... Deze zeer interessante tentoonstelling zal zeker veel belangstelling wekken hier, in de Residentie, waar men den stoeren Amsterdamschen meester nog niet zoo algemeen kent als hij verdient gekend te worden.' Zie ook documet 453, blijkt een deel van deze kritiek te zijn. Kritieken.
0491 -  
1909
Arti Tentoonsteling van april - mei 1909 a. NRC van 15 april 1909: ' Martin Monnickendam! wat een bijzondere schilder toch, in zijn mengeling van sterk en zwak: in zijn Oostersche kleurenschittering en zorgelooze compsitie. Ook in het thans door hem geexposeerde schilderij - Het duo - valt men weder over slecht overwogen verhoudingen, bijv. in de twee vrouwenfiguren. Trouwens de compositie in haar geheel rommelt..... Als Monnickendam zijn zorgvuldige behandeling der details eens overbracht op zijne concepties in haar geheel. ' b. Telegraaf van 15 april 1909: ' Martin Monnickendam exposeert een schilderij ('Duo'), van bijzondere picturale pracht. Hij is de grootste verfvirtuoos, dien we hebben. Kolorist, in den uitgebreidsten zin van het woord. Hij zoekt de sterkst gekleurde dingen bij elkaar en schildert ze met een allergevoeligst oog voor de fijnste nuances. Schildert breed en vlug. Teekent goed. En zet de kleur zoo raak en rijk, dat ze daardoor tot email wordt. De staande figuur is van groote noblesse. Alle tonen zijn zuiver en de waarden goed tegenelkander gewogen.' Er wordt melding gemaakt van nog een schilderij, dat echte niet voorkomt in de officieele catalogus. c. Onbekend: ' Martin Monnickendam doet telkens weer verrast staan.' d. De Nieuwe Courant van woensdag 28 april 1909: '.....Monnickendam nuanceert de kleur tot in de uiterste fijnheid, wat vooral aan dit schilderij een noblesse verleent, welke geheel in overeenstemming is met 't gegeven. Als kolorist neemt hij dan ook den eersten rang in - ik zou althans op dit ogenblik niet weten, wie hem 't naast nabij staat...' e. Onbekend: ' Heel kranig komt hier Monnickendam hier voor de dag mnet een 'Duo', een brutaal stuk kleur, grof maar krachtig, gul en heel knap, een werk dat er nu ereis heelemaal uitspringt en waaraan de bezoeker lang zijn aandacht wijden kan. Deze kunstenaar is altijd interessant en het komt ons voor dat hij zich al beter en beter beheerscht en, zijn lust tot weelderigheid...' Kritieken.
0492 -  
1917
Kritiek nalv de tentoonstelling van de Hollandsche Teekenmaatschappij, NRC van dinsdag 18 september 1917, avondblad a: 'Men schrijft ons uit Den Haag:..... Martin Monnickendam, aan wiens arbeid men zoo zelden een gevoelskant kan ontdekken, heeft met zijn knappe teekening der kerk te Moret een stemming trachten te geven. Doch men voelt het in deze doffe teekening, dat sentimentsuitbeelding niet ligt in zijn lijn. Kleur en weergeving van karakteristiek, typeering ook meermalen, ziedaar waarin Monnickendam’s aanleg hem steeds weer dringt. Hier is een Zondagmorgen, waarmede hij een uistekend staal van zijn kunst gaf. De titel van het werk geeft geheel het bedoelen ervan weer. Zondagmorgen is het voor het groepje boerenmenschen, twee mannen en een vrouw, die in het statig rhythme van de waardigheid der eenvoudige levens kerkwaarts gaan. De eene boer heeft de handen op den rug gevouwen, de ander neemt op de, tot zede geworden gedwongen wijze de pet af. De boerenvrouw wiegt zedig en tegelijkertijd statig voor de twee mannen uit. Los en luchtig staan, naast het voorbijtrekkende groepje boeren, een paar dames. Kras getypeerd heeft Monnickendam de boeren, die, verbonden en verkleefd met de aarde, iets van heerschers en van dienaren hebben. Deemoedig zijn ze en zeer bewust. Daarnevens beduiden deze dames niet veel. De lichte kleuren harer kleeding harmonieeren met de lichte kleuren der bloeiende aarde, haar gelaten zijn vroolijk, daar immers de zon schijnt, doch waar is nu het dieper contact? Het verband met de aarde is losgelaten en het zijn, hoe fier zij daar ook staan nevens het groepje kerkgangers, toch eigenlijk zeer onbeduidende schepselen. Zoo oordeelen wij, misschien de schilder andersom. Want in een mooie objectiviteit heeft de schilder voor elke beoordeeling plaats gelaten. Hier is een trek die het grootsche herbergt. Weze Monnickendam zich daarvan bewust! ' Verder worden genoemd Van Konijnenburg en Isaac Israels. Beschreven werken: Kerk te Moret 96 - 02 - F Zondagmorgen 10 - 07 - L Kritieken.
0493 -  
1907
Kritieken nalv de tentoonstelling in Artibus Sacrum : Schilderijen en Teekeningen van M. Monnickendam en W.F. Vaarzon Morel a. Februari 1907. Krant onbekend.: ' De breede wand der zaal wordt ingenomen door flinke schilderijen van M. Monnickendam, een ware speling van licht en kleur. Vervolgens wordt besproken Brugge en worden Prot en Flora genoemd. Mooi brutaal van licht is de antieken veiling, scherp verlicht is de geel zijden lap, die de vendumeester laat zien en de overgang van het licht op de roode tafel is mooi, evenals de figuren die er om heen gegroepeerd zijn. Daarna worden bespreken De Brief, Louis de Vries als K.A. ('tevens is de stofuitdrukking hier bijzonder goed'). b. Arnhemsche Courant van 4 februari 1907: '...Men treft er een aantaal groote doeken aan van M. Monnickendam, die dadelijk al iets ongemeens de aandacht boeien.... Welk een kracht en opvatting zonder aarzeling! Welk een sterk sprekende, gedurfde kleurenmengeling..... De acrobaten op het verlichte toneel, gezien van de galerij, zijn een vastgelegde visie van buitengewone kracht, een en al leven, realitiet in kleur en beeld.' Genoemd zijn: Brugge 00 - 09 - B Acrobaten in Flora 05 - 10 - INT Prot Louis de Vries als Keizer Augustus 06 - 03 - P De Antiekveiling 05 - 03 - INT De Brief 05 - 06 - DIV Kritieken.
0494 -  
1910
Leidsche Kunst Vereeniging november 1910, NRC: '....Een zaalvol schilderijen benevens een klein aantal aquarellen. Van sujet is het werk van Monnickendam niet Hollandsch, d.w.z. niet modern Hollandsch, want Rembrandt hield er vroeger, evenals Monnickendam, nu, van: menschengroepeeringen te geven in straatgewoel: in een kerkgebouw: in bijbelsche tafereelen. Het valt geheel en al uit de vele en velerlei navolgingen der Haagsche school, welke over 't algemeen de wanden der tentoonstellingszalen bevolken. Monnickendam is dan ook Amsterdammer en zoo men hem moeilijk een geestverwant van Veth kan noemen, van wiens zuivere, zichzelf geen moeilijkheid sparende, en daardoor diepzinige schilderwijs, voor Monnickendam nog heel wat te leeren zou zijn: - zoo men bij hem geenerlei geeesteswending bespeuren kan, welke eenige overeenkomst van levensvisie toont met Voerman, Witsen, Karsen, er is een klank, daar in dit: 'Amphitheatre', welke Van Looy kon zijn. Is het, de forsche klank van dit doorgloeide rood van den schouwburgwand welke in echt schildersbehagen met evenveel vervoering gegeven werd als de uitdrukking der figuren op den voorgrond in hun gespannenheid verradende en grillig belichte aangezichten? En dan gaat het zo een tijdje door en wordt het schilderij in detail beschreven. De proeve welke tot een bewijs kon gelden is wel deze aquarel: 'Bij den juwelier', waarop de figuren zoo weinig uitdrukken, de gezichten geen emotie toonen, de oogen geen begeeren, Waren de lijnen in deze aqurael sterker, de vormen overtuigender, men zou aan een affiche gelooven mogen. Tegenover de behandeling van dit onderwerp is evenwel de 'Rate' te stellen. Hier is in een vlotte schildering het type van den verloopen heer meesterlijk vastgelegd. Hij staat daaar als verschijning, doch teevens veralgemeend tot typeering. Grove lieden van allerlei slag bevinden zich rondom hem, zittend aan tafeltjes in een of ander poover, dompig vertrek en hij, de gewezen heer, komt naar voren getreden, als uit 't duister van 't leven waarin hij verzeild raakte, een oogenblik in 't licht. En dit licht van de dag toont hem in volle wrangheid. Zijn sjofele kleeren slenderen om zijn vermagerde lichaam. Zijn gezicht heeft neerwaartse lijnen van ontbeering en om den mond ligt een wrevel-uitdrukking om de mislukking van zijn bestaan, doch ook tegelijkertijd duidt die zwakke mondvorm op de karakteronmacht om zich omhoog te heffen, te strijden, te worstelen. etctec..... ....Toch hoe voortreffelijk de 'Rate' moge zijn, in de schildering werd niet bereikt de diepe kleur-bezieling welke het schilderij van het Amphitheatre ongetwijfeld tot het meesterstuk van Monnickendam’s inzending maakt. Dit schilderij toont welke groote verwachtingen van Monnickendam met reden mogen worden gekoesterd. Verder worden beschreven: De Biljartwedstrijd, Koeien aan de Amstel, Aan den Zelfkant, de Roeiwedstrijd, Monarosa ('het ongemeen knappe zelfportret van den schilder met het kleine kraaiende kindje-tot een glanzend email schijnt gestold.'),de Antiekveiling, de Brief, het Geitje en: ' ten slotte de fijn kleurige aquarellen, waarvan de sappigheid, de geurigheid de overtuiging versterkt, dat Monnickendam, mits hij zijn moedigen schilderslust niet onbezield te werk doe gaan, tot groote dingen geroepen zal zijn.' Genoemd: Ecole de Arts et Metiers 08 - 11 - INT Le Rate 05 - 04 - INT Bij den juwelier 09 - 02 - INT De Biljartwedstrijd 07 - 01 - INT Koeien aan de Amstel 07 - 04 - L De Antiekveiling 05 - 03 - INT Aan den Zelfkant 06 - 06 - L De Roeiwedstrijd 08 - 07 - L Monarosa 10 - 03 - P Het Geitje 03 - 09 - DIV De Brief 05 - 06 - DIV Kritieken.
0495 -  
1906
Diverse kritieken: Tentoonstelling Schilder en Teekenkundig Genootschap ' Kunstliefde ', 27 - 30 december 1906, Utrechts Nieuwsblad van december 1906: '...Wanneer wij trachten in 't kort een karakteristiek te geven dan is het deze dat Monnickendam zonder omwegen, eenvoudig, soms bijkans naief, zegt wat hij te zeggen heeft, door helle, dikwijls contrasteerende, weinig samengestelde kleuren, waarmede vaak mooie effeceten wordt bereikt. Hij is een zuiver kleurenziener, geen schilder van stemmingen, en meer realist dan impressionist. Dit wat betreft zijn aquarellen. Zijne etsen zijn met krachtige hand gegrift, het gegeven - gebouwen, achterbuurten kerken in al hunne sprekende contouren - conscentieus en minutieus behandeld, doch missend anderzijds een gevoeligen toets, die fijne nuances of stemmingen aanbrengt. Niettemin is zijn etswerk zeer verdienstelijk.' Kritieken.
0496 - 1 
1906
Diverse kritieken: Arti april - mei 1907, onbekend welke krant: ' ...het wolkgat, donker-paars, om de gouden maan is uit den toon, en heeft geen teekening, geen ruimte: Monnickendam, de kleur van het gelaat en de teekening is, met het sterke licht er in, en de gaafheid,toch warmlevend. De fond....?' Kritieken.
0496 - 2 
1908
Diverse kritieken: Arti oktober - november 1908. De Wereldkroniek van 7 november 1908: '....duikt Monnickendam’s Het Strijkje (No. 146) allereerst op. Een zeer eigenaardig, ietwat fantastische compositie, voorstellend een paar demimondaines in een cafe, waar een klein strijkorkest de ruimte vult met viool- en celklanken. Een zeer geslaagd blijk alweer van den durf van dezen temparentmentvolle schilder, z’n steeds zoeken naar nieuwe onderwerpen, z’n zin voor kleurige tafereelen en last but not least z’n uit-- (hier eindigt het knipsel), met een foto van Het strijkje ( 08 - 02 - INT ). Kritieken.
0496 - 3 
1909
Diverse kritieken: Welke tentoonstelling? Artistes francais?? Nieuws van de Dag van juni 1909 of 1908?: '....M. Monnickendam zond een geestig tafereel uit een volkstheater in, vol typige figuren van het schellinkje met een gewichtigen, geunifornmden suppooost in het midden.:' Ws wordt hier bedoeld: Bij Prot ( 08 - 22 - INT) Kritieken.
0496 - 4 
1908
Diverse kritieken. Telegraaf voorjaar 1908 (of is het toch 1909 en is de potloodaantekening onjuist??): ' Schilderkunst. Martin Monnickendam. In 't critiek supplement van 'Le Temps' over 'Le salon de la societe des artistes francais' komt deze vleiende beoordeeling voor van den criticus Thiebault - Sisson: De interieurs van figuren bereiden ons hier aangename verrassingen. Ik zou het aangenaam hebben gevonden, als de 'Openbare les', die men daar ziet, en waarvan het voorkomen, niettegenstaande het aantal personen, zoo forsch is, door een Fransche naam geteekend ware. De naam van Monnickendam, die des schilders, bewijst U voldoende, dat de kunstenaar Hollander is - en er zit pit in dien Hollander. Een nauwspeurende studie der gelaatsuitdrukkingen, een juiste en forsche teekenwijze, een altijd savoureuse pate, een kleur, die de artiest aanngenaam heeft weten te maken, doorwerkend met diepe bruinen, stille rooden, en mooie zwarten, de overvloed van gelen, door het kunstlicht op dat toneel verspreid, allles werkt samen, om van dit doek een der zeer goede van dezen salon te maken. Het is een genre van schilderen, waaraan Devambez zich meermalen, en niet zonder verdienste, gewaagd heeft. Zal ik bekennen, dat zelfs zijn meest bereikte brokken mij niet dien indruk van volheid gelaten hebben, dien mij, zeer duidelijk, het schilderij van Monnickendam geeft?...' Ecole des Arts et Metiers 08 - 11 - INT.
0497 - 1