home
Archief Home    •   Kunst - afbeeldingen    •   Kunst - tekst    •   Foto - afbeeldingen    •   Foto - tekst    •   Documenten - tekst
Zoek:
2469 resultaten gevonden.
Jaar Beschrijving Map
nummer
Document.nr. en toevoeging
1940
Premie Uitgave 1940 van de Vereeniging tot bevordering van beeldende Kunsten : 'Natuurlijke Historie voor de Jeugd uit de Gedichten van den Schoolmeester', Maatschappij Arti et Amicitiae, Amsterdam 1940. Met tekening van poes: 40 - 20 - DIV. Tevens een luxe exemplaar: 'Van dit werk zijn slechts 20 luxe exemplaren gedrukt, genummerd van 1 - 20 ten behoeve van de medewerkers. N0 ...' Het nummer is niet ingevuld.
0403 -  
1906
*404. Diverse kritieken: De Telegraaf mei 1906. Arti verslag ( Vervolg ) ' 102. Monnickendam. Het oude Polderhuis. Het is weer een van de origineelste dingen dezer tentoonstelling, het werk van dezen schilder, ook een van die, waaruit het meest een krachtige, gezonde persoonlijkheid spreekt. In zooverre hebben we er, als voor het geheele produceeren van den artist, sympathie voor. Niet echter onvoorwaardelijk bewondering, waar het ons eenigermate onsamenhangend voorkomt. Het onderst derde deel, met de mooie, vaste schildering van water en sluisje, het polderhuis zelf, dat is alles al heel goed. Daarboven het uitbundige der boomen in blad, als in goudgloed het schilderij beheerschend, vermag zelfs onze bewondering te verwekken, als we het op zich zelf als een enthousiaste uiting van een sterke natuur beschouwen blijven, uiting, die de krachtigste van een Monticelli in herinnering brengt. Doch 't lijkt ons niet in verband te staan met het juist zoo ingehoudene van het benedengedeelte van het schilderij, waarin een veel rustiger, minder éclatante kracht schuilt. En heel lelijk vinden wij in dezen samenhang het rose-roomijs-achtige huisje in 't verschiet, links met de zonderlinge balustrade, welk geheel fragmentje aan een Jan Maandagsch opera-décor doet denken. Daarin steekt niets onaangenaams voor den verdienstelijken, knappen décorateur, wiens verdiensten echter niet in Monnickendam’s schilderij behoeven gehuldigd te worden. Niettegenstaande deze bedenkingen gevoelen wij tegenover den maker van zoo omvangrijken serieuzen arbeid de meeste reverentie.' Het betreft 05 - 11 - AMST. Tentoonstelling Arti van april-mei 1906, waar volgens mijn gegevens het werk nummer 97 heeft.
0404 -  
1907
De Nieuw Rotterdamsche Courant van 1907: ' Men schrijft ons uit Amsterdam: Arti wint het ver van St. Lucas, dzen keer. Er is hoopvols en bemoedigends. Van meesters, die er zijn, als Breitner, spreek ik niet. Zijn schilderij, weer zoo’n ongezocht uit de werkelijkheid gegrepen sujet, een reuzen opgaaf in zijn van aard zoo weinig meedragende schilderachtigheid: een aantal schuiten tegen elkaar gerijd en het in de verte uit den nevel opdoemend karkas van een zeeboot, oprecht voor zichzelf om haar in een grandioos geheel zich oplossende prachtige lijn en kleur details. Maar ook naast dit werk vinden wij aan denzelfden wand, een paar mooie dingen. Ten eerste een éclatant stuk van Monnickendam: Salomé. Dat de schilder den titel van zijn rijk getooide vrouwebuste wil hebben in verband gebracht met de Salomé van Wilde-Strauss, geloof ik niet. Het type der vrouw weerspreekt dit. De naam staat in betrekking met de Oostersche praal, waarmede hij haar heeft uitgedost. Monnickendam ziet de dingen gaarne in den Oosterschen kleurengloed, die opvlamt uit zijn fantasie. En waar hij die uitgiet over ons Hollandsch landschap, krijgt dat landschap een aspect, dat zóózeer buiten onze eigen visie komt te staan, dat het ons altoos eenigszins moeilijk valt, ons in zijn opvatting in te denken. Maar in een werk als hij thans op Arti geeft, schiep hij zich een sujet, dat zich volkomen aanpast aan zijn naar kleurenweelde dorstende natuur en hij heeft iets bereikt, dat die natuur volkomen vrij doet uitschitteren. Hij kon er zich ten volle in uitspreken, behoefde zich niet af te tobben om tot een compromis te komen tusschen wat in zijn verbeelding lichtte en den werkelijkheidseisch van het gekozen onderwerp. Vandaar een zich rustig vermeien in de détailleering der kleedij en haar Schmuck van stoffen en kostbaarheden, die tot een achevé leidde, dat niet het levendig spontane behoefde te onderdrukken. Zijn Salomé is een rijk werk geworden, maar tevens bezonken en tot rustige beschouwing noodende. En de tijd zal het harmonieuser maken en verfijnen.' Het betreft hier 06 - 04 - P. De toonstelling is Arti april-mei 1907, met 137. Salome.
0405 - 1 
1907
Onleesbare naam van de krant, maar ook 1907 en een verslag van dezelfde tentoonstelling. 'Monnickendam, no. 135, ,,Salomé’’, - men zou zich 't uiterlijk van die verleidelijke vrouwefiguur bekoorlijker denken, maar overigens een kleurengamma, zoo echt gloedwarm en heerlijk van toon, dat dit doek een lust voor de oogen is:'.
0405 - 2 
1909
De Telegraaf van 20 januari 1909: 'Monnickendam is een sterk schilder. Een krachtmensch. Een, die de traditie respecteert, een fervent bewonderaar der groote, oude meesters. Als colorist doet hij mij zeer aan Monticelli denken. Dezelfde kleuren als deze heeft hij gevonden. Zijn schilderwijze is iets strakker, nog wat dichter bij de school. Als hij wat vorm-wedergave aangaat, zich niet te snel van die school wil losmaken, zal hij een onzer grootste figuurschilders worden. Zijn zin voor fantastische onderwerpen, zijn gloeiende kleurenliefde en zijn doodeerlijke constructiebegeerte zijn de grootste eigenschappen van dezen jongen meester. Want meester mogen wij den schilder van den fameuzen studiekop, dien hij 'ruitergevecht' betitelt, noemen. Hoe prachtig staat die witte lap tegen dat rood. Dat rood, dat in geen enkele tube te vinden is en alleen het resultaat kan zijn van jarenlang zoeken op het palet. Prachtig doet de achtergrond, waarop men dan ook het 'ruitergevecht' ziet. Een tegenhanger van deze schilderij is 'Salomé'. Voor mijn part had hij een anderen vrouwennaam kunnen kiezen, want de voorstelling, die van een 'Salomé' gangbaar is, wijkt van dezen fantasiekop nogal af. Doch welk een verbazende modelleer- en schilderkracht wordt ook in deze studie weer ontwikkeld. De gelukkige eigenaar moet er het 'ruitergevecht' maar bij koopen, daar zal hij nooit spijt van hebben. Monnickendam’s compositietalent is steeds ontwikkelend. Een gebrek kleeft hem m.i. daarbij nog aan, n.l. dat hij zijn figuren nog wat isoleert door de diepe zwarte gaten ertusschen. Daarover heen moet nog het alles overstralend licht zijn verbindend fluide aanbrengen. Een kranig, degelijk schilder.' Het betreffen hier: 'Het Ruitergevecht' 04 - 01 - P., 'Salome' 06 - 04 - P. De tentoonstelling is Art 17 januari - 7 februari 1909 met 41 Salome en 42 Ruitergevecht.
0406 - 1 
1909
Nieuwe Rotterdamsche Courant van Januari 1909. 'Men schrijft ons uit Amsterdam: Vraagt H.W. Mesdag met drie zeeën, die getuigen van zijn onverzwakte kracht, op den wand links der entree van de groote Arti-zaal, de belangstelling, het is Martin Monnickendam, die met een aantal figuurstukken, op den wand daartegenover, de aandacht in beslag neemt. Wij vonden er één nieuw stuk bij: Het amphitheater in Flora. Wederom een groot aantal kijklustigen, op het gelaat weerspiegelende den indruk van het genotene. Een stuk, dat weer iets is, èn als gedurfd sujet èn als vigoureus schilderwerk. Gelukkig is, dat wie het vergelijkt met zijn vroegeren arbeid, in dir jongste werk vooruitgang te constateeren vindt. Behalve dat de koppen raker van typeering zijn en direkter neergezet is er ook meer ensemble in het schilderij. Het ensemble moet echter meer gesloten, harmonieuser worden. De figuren staan nog te zeer elk apart. Maar wie zich de moeite geeft de figuren een voor een te bezien, zal tot de erkenning worden gedwongen, dat aan zoo’n doek heel veel talent is besteed en dat Monnickendam zich allerminst toelegt op een gemakkelijk te verwerven succes. Het ware mogelijk menig figuur in dit stuk aan te wijzen: den uitgelaten vroolijken kop, in de bovenrij, waarin wij den schilder in het groteske herkennen, den prachtigen oude-mannenkop, daar schuin onder, die, afzonderlijk op een paneeltje gebracht, een mooi schilderijtje zouden vormen, sterk van kleur en karakter. Aan de eene zijde wordt Monnickendam geflankeerd door de inzending van Jan Toorop:...' Het betreft hierArt 17 januari-7 februari 1909 met nummer 38 Het Amphitheater. 08 - 11 - INT .
0406 - 2 
1909
Onbekend welke krant. Met potlood aantekening: 'Groepententoonstelling Jan Art 1909.' 'Onbekend was ons van Monnickendam het portretstuk (no. 43), dat zeker een respectafdwingende proeve van schildervirtuositeit is. Men beture de factuur van den duim eens van de hand die het palet houdt, van een breedheid als van oude meesters. Maar is 't niet alsof door het brillante van die factuur de schilder het innerlijk van zijn werk schade doet? Wat blijft er welbezien van het uiterlijk bijkans fascineerende amphitheater over, wanneer we deze figuren beschouwen van de kant van die figuren zelf uit? Zijn zij niet wat te veel gezien als wezenloos aan een voorstelling gebonden marionetten? Is de innige menschelijkheid niet wat te veel te loor gegaan, is het licht, de expositie niet wat te onbarmhartig décentrisch? Dit is 't wat de schilder met zijn felle opmerkingsgave van den buitenkant der dingen wellicht in een theater mag zien, wat wij er voelen is juist eer het verband tusschen al die menschen, het zich één voelen als meevoelend publiek met wat zich daar afspeelt, een gevoel dat bij de inferieuren van geest zelfs aanwezig is, wanneer er inferieur werk te zien is. Bij Monnickendam is het zien, het gevoel, het virtuose, bewuste doen, overwegend aan het onbewuste dat in een kunstenaar moet zijn, nog steeds te veel.' Het betreft hier de tentoonstelling van Art van 17 januari-7 februari 1909 met nummer 43. Portretten. Onbekend welk portret het is. Het amphitheater is 08 - 11 - INT.
0406 - 3 
1909
Telegraaf van 1909 met initialen C.L.D. (Carl Dake RJC).: ' Naast het werk van Toorop hangen de schilderijen van Monnickendam. het is wel mogelijk het werk van die kunstenaars naast elkander te hangen, doch niet het achter elkander te zien. Het is zelfs niet in een artikel te bespreken. Dit dus tot een volgend.' Ook hier de Arti-tentoonstelling van 17 januari-7 februari 1909.
0406 - 4 
1910
Onbekend welke krant. Met potloodaantekening: Mei 1910. ' In 'Arti' II (Slot) 'k Zou zoo graag met waardeering willen spreken van 't werk van Monnickendam, den talentvollen schilder, van wiens stoute en robuste kunst-manifestaties steeds zulk een eminente kracht uitgaat en wiens schitterend palet een rijkdom van kleuren ten toon spreidt, die vaak perplex doet staan. Er is ontegenzeggelijk iets grootsch in zijn kunst, dat zich vooral uit in zijn majestatische opvatting van 't onderwerp, in de uitdrukking van het intens gevoelde ervan, beheerscht door een machtig technisch kunnen, dat velen hem kunnen benijden: maar trots al die groote kwaliteiten, waardoor Monnickendam zich zoo kenmerkend onderscheidt en op zijn kunst, zelfbewust, het stempel zijner persoonlijkheid drukt, valt 't me moeilijk, zijn werk mooi te kunnen vinden, wanneer het door 't overdrevene, 't gezochte en opdringerige van zijn streven naar overdonderend effect eerder hilariteit opwekt, althans als men met nuchter oog zijn werk in de onderdelen gaat ontleden. Deze opmerking geldt niet zoozeer zijn kleinere stukken, waarin gemeenlijk zijn kracht betoomd wordt door 't fijn besnaarde zijner kunstenaarsziel, maar wel voornamenlijk zijn kapitale doeken - zooals zijn 'Monarosa' (No. 136) dat hij thans op Arti exposeert, - waarin hij onwillekeurig den indruk levendig roept van een type krachtmensch, die vol ostensieve ingenomenheid, zijn spieren en pezen, heel 'e vlezig materieele zijner persoonlijkheid te bewonderen geeft. Dat boeren en recruten zich aan zoo’n krachtmensch vergapen, is begrijpelijk: de beschaafde en gedistingeerd voelende mensch, die zich door het uiterlijke niet laat misleiden, haalt er echter de schouders bij op en, zoo hij wat humoristisch is aangelegd, kan hij een glimlach moeielijk bedwingen. Maar toch heeft hij wel ontzag voor dien vent, die zoo kranig met kogels en gewichten werkt, - ontzag voor zijn knuisten vooral. Ook 'Monarosa' wekt den spotlust op. 't Onderwerp stelt den schilder zelf voor, die in zijn armen zijn dochtertje omhoog tilt: een tafereel van trotsche vaderliefde, flink geteekend en waarin 't gevoelde tot mooie expressie is gebracht. Maar als een geheel, - wie kan die schilderij als een superieur kunstwerk roemen? Bezie ze eens in hare details - wat Monnickendam met overdreven kleurdemonstratie heeft willen bereiken: dan ontsnapt 't niet aan den humor, hoe groezelig de handen van den vader zijn, alsof hij een stoffenverwer ware van zijn vak, die zoo juist 'n momentje den arbeid liet rusten om zijn kind te troetelen. En verder, 't kindje zelf, welks scharlakenrood-bevlekte koontjes en handen en voetjes 't vermoeden doen ontstaan alsof de kleine zich met het palet haars vaders heeft zitten te besmeuren. Dat onschoone en onsmakelijke kan men toch geen natuurlijke vleeskleur noemen! Ik vind 't jammer dat Monnickendam zich in de opwelling van zijn karmo-zijn-passietot een overdrijving liet vervoeren, die de realiteit zijner figuren schaadt en twijfel doet rijzen aan zijn kunstenaars-ernst. 't Is trouwens niet de eerste maal, dat een omvangrijk doek van hem dien indruk bij mij wekte en daarom kon mij zijn kunst, hoe hoog ik die ook schat om hare kracht en de stoutheid van conceptie tot dusver niet sympathiek worden.' Het betreft hier 'Monarosa' 10 - 03 - P. De tentoonstelling is Arti 17 april - 11 mei 1910. b. Nieuwe Rotterdamsche Courant van 19 april 1910: '..altoos tot aandacht dwingt, dankt hij hieraan, dat hij iemand is, een artiest van oorspronkelijkheid, die in niets gelijkt op een ander. Hij heeft zijn eigen palet, zijn eigen stijl van schilderen, haast zou men zeggen zijn eigen procedee ( hij metselt met de verf en glaceert ze met het tempermes - meer dan dat hij met de verf penseelt!), hij heeft een eigen visie - maar naast dit bezit van al dit kostbaars, zou men hem meer verfijning toewenschen in de toepassing zijner gaven. Ziet hier nu weder dit kloek en krachtig zelfportret: de schilder met in zijn arm zijn vroolijk spartelend kind. Welk een inderdaad magistraal stuk! Maar wat zou het hebben gewonnen bij meer berekening en meer zorgvuldigheid in het behandelen van sommige onderdelen de armpjes van het meisje, de plastiek van des schilders arm, waarmee het kind omvat - en bij meer soepelheid van boetseeren in de verf. Boetseeren is een mooie kunst, maar ook zij eischt gevoeligheid van overgangen en duldt geen kantigheid, die de vormen niet eerbiedigt.' Onbekend wie de auteur is en helaas niet compleet. Het betreft hier de tentoonstelling te Arti van 17 april - 11 mei 1910. N0 136 'Monarosa' 10 - 03 - P. Kritieken.
0407 - 1 
1910
Nieuwe Rotterdamsche Courant van 19 april 1910: '..altoos tot aandacht dwingt, dankt hij hieraan, dat hij iemand is, een artiest van oorspronkelijkheid, die in niets gelijkt op een ander. Hij heeft zijn eigen palet, zijn eigen stijl van schilderen, haast zou men zeggen zijn eigen procedee ( hij metselt met de verf en glaceert ze met het tempermes - meer dan dat hij met de verf penseelt!), hij heeft een eigen visie - maar naast dit bezit van al dit kostbaars, zou men hem meer verfijning toewenschen in de toepassing zijner gaven. Ziet hier nu weder dit kloek en krachtig zelfportret: de schilder met in zijn arm zijn vroolijk spartelend kind. Welk een inderdaad magistraal stuk! Maar wat zou het hebben gewonnen bij meer berekening en meer zorgvuldigheid in het behandelen van sommige onderdelen de armpjes van het meisje, de plastiek van des schilders arm, waarmee het kind omvat - en bij meer soepelheid van boetseeren in de verf. Boetseeren is een mooie kunst, maar ook zij eischt gevoeligheid van overgangen en duldt geen kantigheid, die de vormen niet eerbiedigt.' Onbekend wie de auteur is en helaas niet compleet. Het betreft hier de tentoonstelling te Arti van 17 april - 11 mei 1910. N0 136 'Monarosa' 10 - 03 - P. Kritieken.
0407 - 2 
1917
Telegraaf van october 1917: Aanteekeningen over beeldende kunsten. Teekeningententoonstelling in Arti. I.: 'Hoe leerzaam is het om eerst naar de expositie van den Modernen Kunstkring te gaan en dan naar Arti. Hier ziet men orde, zelfbeheersching, respect voor de groote leermeesters, ginds bandeloosheid, verwording, verrotting, anarchie, hier tucht, daar ontucht. Hier streeft men nog naar de appreciatie van gezonde menschen en zal ze verkrijgen en ook behouden. Ik zeg dit onder voorbehoud. Want de groote teekening van Monnickendam staat er buiten. Deze kranige kunstenaar, dien nog voor korten tijd zijn meesterlijk zelfportret en dat technisch zoo volmaakte interieur met de twee damesfiguren schilderde, valt van tijd tot tijd terug in vreemd gedoe, doet ons gevoel en onze smaak geweld aan. Nu exposeert hij een groote teekening, 'Nomadenstad'. De titel verraadt den gedachtengang van den schilder. Hij is reeds bij den opzet van het werk getroffen geweestdoor iets buitenissigs, door het buiten van het gewone staande van zijn sujetten. Het fantastisch bestaan der zwervers, het altijd nog geheimzinnige van den afkomst van Zigeuners, hun taai buiten het verband der geordende samenleving blijven voortleven, heeft hem geprikkeld en hem zelfs meegesleept, hem er toe gebracht de zeer gewone verschijningsvormen van het volkje, dat hem tot werken inspireerde anders te zien dan ze in werkelijkheid zijn. En vooral de zeer gewone paarden der zwervers, toch gewoon geboren fatsoenlijke burgerpaardjes, gekocht of gestolen van gewone boertjes of stalhoudertjes, zijn door hem vervormd tot een soort angstwekkende monsters, visioenbeesten. Maar hier en daar komt de eenvoudige realistische beschouwing van den meester er weer tusschen te voorschijn en bewonderen wij zijn groote opvatting van licht en kleur in den achtergrond, in de wagens, in het prachtig blanke paardje op het tweede plan, enz. Wij zijn den kunstenaar dankbaar voor het vele goede, dat hij ons reeds gegeven heeft, dat wij deze teekening zullen beschouwen als een proefneming van een ernstig artist met zeer groote kwaliteiten.' Het betreft hier de tentoonstelling van de Modernen Kunstkring. Verdere gegevens ontbreken. Nomadenstad ? Kritieken.
0408 -  
1918
Algemeen Handelsblad van Februari 1918. 'Een tweede serie van Monnickendam’s prettige pastels naar oud-Amsterdamsche stadsgezichten, door den kunsthandelaar Houthakker in Arti tentoongesteld, behoeft voor de eerste van een vorig jaar niet onder te doen : Monnickendam’s werk heeft niets van de fleurige opgewektheid, de rappe levendigheid verloren, waardoor het den eersten keer verraste en ook thans zijn er onder de geëxposeerde teekeningen verscheidene die door compleetheid, door schitterende techniek, echte juweeltje van geestige pastelkunst mogen heeten. Monnickendam kiest gaarne de woelige punten, b.v. het Amstelveld vol volk, waar Kokodorus staat te boomen, - en als 't er bij geval in die oude stadshoekjes wat stil is, zooals in 't Gravenstraatje, voor de tapperij 'de Drie Fleschjes', dan roept hij een bloemenventer aan en zet hem met zijn kar vol kleurige waar als een groote schitterende ruiker tegen de bruine gevels der duistere buurt.' Het betreft hier de tentoonstelling van Houthakker van 1 - 17 februari 1918. Kritieken.
0409 - 1 
1918
Uitnodiging voor de opening van deze tentoonstelling door het bestuur van Arti: 'van de opening der tentoonstelling van pastelteekeningen door Martin Monnickendam - Amsterdamse Stadsgezichten - ingericht door den kunsthandel Bernard Houthakker.' Houthakker.
0409 - 2 
1909
Algemeen Handelsblad van januari 1909: ' Monnickendam. Alleen het groote stuk, Het Amphitheater is nieuw. Weer knappe, rake dingen zijn er in dit schilderij, goed geziene sprekende gezichten, dikwijls mooi verlicht - heel amusant achteraan des schilders eigen gezicht - goed geschilderde brokjes zooals de dame rechts vooraan. Ook al is dit, als geheel, niet een aantrekkelijk schilderij, er valt veel in te bewonderen. In de voorzaal hangt een knap eigen portret van Monnickendam, al een jaar of zes oud. Benjamin Prins...' Het betreft hier de tentoonstelling in Arti van 17 januari - 7 februari 1909. Het werk is 08 - 11 - INT.
0410 -  
1928
Maandblad voor Beeldende Kunsten. 5e jaargang nummer 8. Augustus 1928. Pagina 254 : bespreking van de 'Olympische Tentoonstelling Stedelijk Museum. Schilderijen.' : '...,hij erkent de verdiensten van Monnickendam’s biljartspelers,..' Het betreft hier de tentoonstelling in het Stedelijk Museum van 12 juni - 12 augustus 1928 met 479. Concours de Billard. 07 - 01 - INT.
0411 -  
1924
Maandblad voor Beeldende Kunsten 1e jaargang nummer 6. Juni 1924. Pagina 179, alwaar de tentoonstelling van St Lucas wordt besproken en alleen Monnickendams naam wordt genoemd. Het betreft hier de tentoonstelling in het Stedelijk Museum van 5 april - 4 mei 1924.
0412 -  
1927
Maandblad voor Beeldende Kunsten . 4e jaargang nummer 1. januari 1927. Pagina 7. bespreking over de Haagsche school en de school van Allebe: '..Monnickendam, de romanticus, staat eigenaardig tusschen zijn mede tijdgenooten, in zijn praal ( te uiterlijk soms ) en zijn zinnelijkheid des levens, die nog eenvoud moet worden:' De auteur is Plasschaert. Aardig artikel. Kritieken.
0413 -  
1939
Premie - Uitgave ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan der Maatschappij Arti et Amicitiae. De uitgave is gedaan door de vereeniging van Beeldende Kunsten. Amsterdam 1939. Met lithografieen en lichtdrukken. De litho is een portet van zijn dochter Roos. 39 - 58 - P.
0414 -  
1916
*415. a. Uitnodiging voor een banquet in hotel Witteburg op donderdag 30 januari ( 1916 RJC) door ' The Henry Ford Peace Expedition '. De uitnodiging is gericht aan de heer en mevrouw Monnickendam. b. Brief van Prof. J.A. van Hamel, Keizersgracht 612 van 4 januari 1916: ' Zeer geachte Heer, Namens prof. van Hamel heb ik de eer, U te berichten, dat Uw idee i-z de Ford-expeditie uitstekend is. Maar! Ford zelf is reeds weder naar Amerika terug. Intusschen zullen wij even informeeren, met de meeste hoogachting Uw dw C.A. van Dam'.
0415 - 1 
1916
*415. a. Uitnodiging voor een banquet in hotel Witteburg op donderdag 30 januari ( 1916 RJC) door ' The Henry Ford Peace Expedition '. De uitnodiging is gericht aan de heer en mevrouw Monnickendam. b. Brief van Prof. J.A. van Hamel, Keizersgracht 612 van 4 januari 1916: ' Zeer geachte Heer, Namens prof. van Hamel heb ik de eer, U te berichten, dat Uw idee i-z de Ford-expeditie uitstekend is. Maar! Ford zelf is reeds weder naar Amerika terug. Intusschen zullen wij even informeeren, met de meeste hoogachting Uw dw C.A. van Dam'.
0415 - 2 
1913
*416. Foto van Monnickendam van Vas Dias uit een krant met potlood aantekening '1913'. het onderschrift luidt: ' De schilder Monnickendam heeft voor zijn schilderij ' Salome ' hetgeen in Arti et Amicitiae is tentoongesteld, zich de gouden medaille door H.M. de Koningin zien toegekend.' Het betreft hier foto 25.
0416 -  
1925
Uitreksel van handboeken mbt Monnickendam met literatuur vermelding en o.a. Catalogus Carnegie Institute 1925
0417 - 1 
1908
Uitreksels van handboeken mbt Monnickendam met literatuur vermelding en Salon Soc. d’Art Parijs 1908. Kopie repertorium van H. van Hall, deel I en II
0417 - 2 
1936
Artikel van Het Joodsche Weekblad, datum onbekend, maar plus minus 1936 ( ergens, in een klein artikeltje, wordt het jaartal 1931 genoemd), van Herman Minkenhof. Zie ook N0 384. Wellicht dat deze brief de aanleiding voordit artikel is geweest. De foto is fotonummer 148 waarbij een datum van 1941 is gezet, gelet op de schilderijen die daar op voorkomen. : ' In een statig huis, dat in de late 19e eeuw aan de Stadhouderskade is gebouwd, kan men de geschiedenis der joden in groote lijnen aanschouwen. Martijn Monnickendam heeft met de diepe liefde, die hij zijn volk toedraagt, de grondige kennis van zijn vak en fijn gevoel voor kleur en situatie in groote lijnen momenten uit de historie van Israel uitgebeeld. Van Adam en Eva in het paradijs tot David Cohen en Abel herzberg op een Zionistenvergadering te Amsterdam. Het is niet zijn bedoeling geweest om een geschilderde kroniek van het Jodendom te geven: de stukken zijn op verschillende tijdstippen van zijn leven ontstaan, soms met een actuele gelegenheid tot aanleiding, vaak omdat hij geinspireerd werd door een bijbelsch gegeven of op reis door een visioen van kleuren, of een historische sfeer werd getroffen....... 'Hier, een mijner eerste werken. In de Groote Sjoel: op het almenmor opperrabijn Dunner en de ~genezer gazzan Heymann, met parnas Jacobs: op den achtergrond Rebbe Leime'.... Ik liep eens door Pisa en zocht naar de sjoel, de synagoge. dat doe ik altijd als ik op reis ben. Eindelijk zag ik in een donker straatje een mooi oud gebouw met Hebreeuwsche letters. Ik ging naar binnen: eenige mannen waren aan het bidden. Ik bleef er een tijdje en ging toen ik me aan het pittoreske tafereel had verzadigd, zachtjes wegmet de bedoeling om mijn schetsboek te halen. Maar voor ik de deur had bereikt, was ik door allen ingehaald en ze riepemn in het Italiaansch: een keer zullen we minjan hebben en nu loopt de tiende man weg. Het bleek, dat het Vrijdagmiddag was en dat ze met z’n negenen waren. Ik ben natuurlijk teruggegaan en heb ook den Sjabbatdienst bijgewoond. Er wonen zeer weinig Joden in het stadje, zooals dat ook in andere steden van Italie het geval is. Maar aan de Synagogen is nog te zien, dat hier eertijds groote kunstlievende kehiloth ( gemeenschappen ) gevestigd zijn geweest. Iedereen die Venetie heeft bezocht, weet natuurlijk van de kanalen en de gondels te vertellen, die inderdaad prachtig zijn: en ook van het Lido, maar welke Joodsche reiziger weet tevens dat de synagoge tot de mooiste bouwwerken behoort?'.... ' In Citadella, een dorp buiten Mantua, heb ik in de sjoel twee heilge arken gezien, een gouden en een groene houten, uit de middeleeuwsche Joodsche wijk: in Modena is de buitenmuur van de sjoel geheel bedekt met Hebreeuwsche opschriften in duidelijke gouden letters. te Bologna is de sjoel een somber zwart paleis: aan de eene zijde van de poort staan de opschriften in het Hebreeuwsch, aan den anderen kant in het Latijn.' Verder vertelt de schrijver over de grafsteen te Muiderberg waar wij Rebbe Akiba Frank herkennen en de beheerder Birnbaum. De begrafenis van Gompen wordt genoemd, de Portugeesche Synagoge. Een Zionistenvergadering waar prof. david Cohen het woord voert: 'men ziet den bedachtzamen spreker zijn woorden voorzichtig neerleggen temidden van zijn gehoor. Achter hem aan de bestuurstafel herkennen we Abel Herzberg, E. Asscher Ezn. van de Mizrachie: uit de vergadering walmt de vertrouwde sfeer van spanning, aandacht, hoop en geestdrift. Op de reproductie van een feestvoorstelling in een schouwburg staat de bekende Joodsche schedelgeleerde dr. Waldenburg op een der bovenste rijen met een zakdoek in de hand. ' Daar heb ik wat een last van gehad, vertelt de schilder: dr. Waldenburg is toen hij het schilderij op een tentoonstelling had gezien boos bij me gekomen. Hij wilde niet met een zakdoek, maar met zijn 'mess-appareaat' worden afgebeeld, dat hij altijd, dus ook dien avond bij zich had. Maar ik kon als kleur beter een witte zakdoek, dan het zwartye etui van het meet-apparaat gebruiken. Een schilder moet eens terwille van compositie of kleur van de werkelijkheid afwijken!' Een portret van wijlen opperrabijn Onderwijzer wordt genoemd... En verder: ' Rothenburg, zoo vertelt Monnickendam,is een der indrukwekkendste steden die ik ken. Hier voelt men nog de stemming der middeleeuwen. Rotenburg werd toen de ridders van de kruistochten terugkeerden het Duitsche Jeruzalem genoemd, omdat de ommuring werd gebouwd in den trant van Jeruzalem. Hier is ook het beroemde Rathaus van Gosler, ook door het gedicht van Heine. Van heine gesproken, acht jaar geleden werd ik geinspireerd door zijn gedicht Rabi van Bachrach: hier is het: een aartsvaderlijke rabbijnenkop gebogen over de gewijde boeken zag ons droefdroomend aan.' Verder: het Offer van Abraham. Adam en Eva, Abel en Kain....'’n Gewone Jehoedi, deze Monnickendam. Een grootsche, Joodsche schilder.' Wel allemaal erg joods!
0418 -  
1911
*419. Ost und West. Illustrierte Monatschrift fur das gesamte Judentum. XI jaargang, April 1911. Een artikel over Monnickendam van Ernst Altkirch met 9 afbeeldingen. Er wordt verteld over zijn Parijse tijd, Brugge en dat hij een krachtig schilder is.: 'Seine Gemalde die 'Billard- Akademie', die 'Auktion', die 'Theaterloge' u.a. sind erstaunliche Leistungen. Eine grosse Anzahl Menschen lasst sich nicht besser darstellen, als wie es hier geschehen ist.Auf ihren Gesichtern spiegeln sich ihre Gedanken und Leidenschaften, und jeder Kopf, jede bewegung ist lebenswahr. Andere Bilder, wie die 'Volkskuche' und 'Bitterstunde' lassen die Vorzuge dieser Malerei noch besser erkennen: dat Detail hat auf ihnen noch eine liebevollere Behandlung erfahren. Als Schilderer des hastigen und aufgeregten Lebens unserer Zeit verdient Monnickendam den besten zugezahlt zu werden. Von Bildern., die uns seinen zarten Sinn fur Schonheit und ferner seine freude an Phantasiekostumen zeigen, seien 'Der Brief', ein kostliches Stuck in weichen, schonen Farben, und 'Boas und Ruth', sowie die Kopfe eines 'Arabers' und einer 'Salome' genannt. Sie sind mit modernem Formenempfinden gemalt, doch die Kunst der Maler des 17. Jahrhunderts, besonders diejenige Rembrandts, mit ihrer beseelten Kraft, von der in den Werken der Modernen selten etwas zu spuren ist, hat unweit Grosseres geschaffen. Aber auch in diesen Bildern, sowie in seinen Portrats, erweist sich Monnickendam als ein Kunstler von Fleisch und Blut, auf den Holland stolz sein kann.' Genoemd zijn: 'De Biljartacademie' 07 - 01 - INT 'De Veiling' 05 - 03 - INT 'Theaterloge' welke ? 'Volksgaarkeuken' wel fot van bekend maar verder ontbreken alle gegevens 'Le Rate (Bitterstunde)' 05 - 044 - INT 'De Brief' 05 - 06 - DIV 'De Veiling' 05 - 03 - INT 'Boas en Ruth' 01 - 03 - DIV 'Ruitergevecht (Kopf eines Arabers)' 04 - 01 - P 'Salome (Emilia Denant) 06 - 04 - P En afgebeeld zijn: De Brief, Le Rate, De Volksgaarkeuken, Het Ruitergevecht,Salome, Boas en Ruth, de Veiling en 'Monarosa' 10 - 03 - P.
0419 -