home
Archief Home    •   Kunst - afbeeldingen    •   Kunst - tekst    •   Foto - afbeeldingen    •   Foto - tekst    •   Documenten - tekst
Zoek:
2469 resultaten gevonden.
Jaar Beschrijving Map
nummer
Document.nr. en toevoeging
1932
787. a. Artikel in onbekende krant (ws Algemeen Handelsblad van Februari 1932 met afbeelding van het portret van Louis de Vries (31-0002): “Het Portret van Louis de Vries. Onthulling en overdracht In het midden van de grooten wand van het plateau der fauteuils de balcon in den Amsterdamschen Stadsschouwburg, hangt thans het door Martin Monnickendam geschilderde portret van Louis de Vries in de rol van Luigi Pirandello’s Hendrik IV. In het midden van den grooten wand, tusschen de paneelen met de portretten van Sophie de Vries (1839-’92) en Majofski (1770-1836). Gistermiddag is onder zeer groote belangstelling dit portret van Louis de Vries, geschilderd ter gelegenheid van zijn onlangs gevierden zestigsten verjaardag, othuld. Belangstelling, in de eerste plaats natuurlijk uit toneelkringen. Voorts waren er o.a. oud-wethouder Ketelaar en wethouder Polak, de directeur van den Stadsschouwburg, mr. Merkelbach, prof. J.H. Scholte van het hoofdbestuur van het Ned. Tooneelverbond, leden van het jubileumcomité voor Louis de Vries, enz. Dr Tjebbo Franken uit Haarlem, de voorzitter van het uitvoerend comité, droeg met een even hartelijke als geestige toespraak het schilderij aan de gemeente over: hij eindigde met woorden van hulde tot den jubilaris en tot Martin Monnickendam. De heer N.H. Wolf, secretaris-penningmeester van het comité, trok het doek weg en met luid handgeklap begroette men de indrukwekkende, kleurrijke beeltenis van den tooneelspeler in zijn beroemde groote rol. Wethouder E. Boekman aanvaarde vervolgens namens het gemeentebestuur het portret, dat een belangrijke plaats in den Stadsschouwburg gekregen heeft. Het is – zeide spr.- geschilderd op een wijze, die inderdaad is van onzen tijd en spr, wenschte Monnickendam met ditw erk geluk. De heer Wolf overhandigde den heer De Vries hierna een album met de handteekeningen van hen die aan dit huldeblijk hebben deelgenomen: een nunieke medewerking uit alle landen. Mr. J. de Vrieze wenschte namens het Ned. Tooneelverbond den heer De Vries een schitterende toekomst toe en legde een lauwerkrans aan den voet van het schilderij, waarna de heer Monnickendam nog een enkele woord sprak en de heer Louis de Vries ten slotte zijn diepe dankbaarheid jegens allen uitte.' b. Tevens is daaronder aangegeven een tentoonstelling van Monnickendam bij Buffa. “In de zalen van Buffa in de Kalverstraat is gistermiddag een tentoonstelling geopend van werken van den schilder Martin Monnickendam. Wij behoeven hem niet bij onze lezers te introduceeren. Zij kennen hem uit zijn stoere illustraties bij de artikelen van onzen coorespondent over “De gedoemde Binnenzee'. Monnickendam kan meer, dan pakkende beelden geven van stervende stadjes. Groot is de tentoonstelling bij Buffa niet – er hangen 51 stukken- maar zij geeft een indruk van de veelzijdgheid van den schilder.'
0787 -  
1940
788. Krantenknipsel van 11 maart 1940 waarin wordt vermeld dat Louis de Vries is overleden met een afbeelding van het schilderij “Louis de Vries als Hendrik IV'(31-0002)
0788 -  
1932
789. Krantenfoto omstreeks Februari 1932 : “In den Stadsschouwburg te Amsterdam is Zaterdag het door Martin Monnickendam geschilderd portret van Louis de Vries in diens rol van Henri IV officiëel aan de gemeente overgedragen. “met afbeelding van het schilderij (31-0002)
0789 -  
1915
790. Brochure met het verzoek om geld te storten voor de vluchtelingen uit Duitsland met voorop een tekening van Martin Monnickendam (36-0066)
0790 -  
0
791. Pentekening welke Monnickendam gebruikt heeft voor het schilderij “World League of Cities “(24-0018).
0791 -  
1922
792. Afbeelding in Kerstnummer 1923 van De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland. “Annunciatie (Frauenkirche, Nürnberg). Op de afbeelding is het werk duidelijk gesigneerd door Monnickendam (l.b.) en gedateerd 1923. Dat laatste is onjuist, want Monnickendam bezocht Nürnberg enkel in 1922. Het lijkt erop dat de datering pas bij de druk is toegevoegd. Tekening 22-0070.
0792 -  
1924
793. a. Foto van het schilderij van de familie Monnickendam in Stroe (20-0062) in het Algemeen handelsblad van zaterdag 23 Februari 1924 met Monnickendam op de voorgrond (met – ingetekend –palet en kwasten in de hand). Onderschrift:: De vijftigste varjaardag van Martin Monnickendam. Maandag wordt de bekende kunstschilder Martin Monnickendam een halve eeuw, welk feit o.m. herdacht wordt door een eere-tentoonstelling in het Stedelijk Museum, die hedenmiddag geopend is. Hierboven het jongste portret van den schilder in zijn atelier, bij zijn nieuwste werk: portret van vrouw en kinderen. b. krantenberichtje (onbekende krant) “Naar wij vernemen bestaan er plannen om den vijftigsten verjaardag van Martin Monnickendam (25 Febr. A.s.) te vieren door het houden van een eertentoonstelling van zijn werk. De opening dezer tentoonstelling zal plaats hebben in het Stedelijk Museum op Zaterdag 23 Februari a.s.'
0793 -  
1914
794. Een foto van een merkwaardig werk van Monnickendam: een soort plak en knipwerk. “Visschersvrijage'Burleske op het beroemde schilderij van Albert Neuhuijs door Martin Monnickendam. Met potlood toegevoegd: Jan 1914. Onbekend welk tijdschrift
0794 -  
1918
795. a. Krantenknipsel met afbeeldingen van diverse portretten (waaronder Portret van de heer Goudstikker 03-0001 ) in de De Amsterdammer, Weekblad voor Nederland van 26 November 1921 ter gelegenheid van de tentoonstelling “Het Portret' van de Kunsthandel Goustikker. b. Voorblad catalogus tentoonstelling Collectie Goudstikker in Pulchri Studio 3-31 October 1918 met afbeelding van rembrandtachtige figuur (18-0057)
0795 -  
1909
796. Krantenknipsel uit Het Leven van April 1909 (tentoonstelling St Lucas 09-3) met een afbeelding van “De Roeiwedstrijd' (08-0007): Monnickendam is er op z’n nieuwst en op z’n veelkleurigst, om ’t maar eens heel huislijk te zeggen. Met een doek, zóó doorwerkt, zóó minutieus behandeld en zóó taai-geduldig verzorgd, dat ’t voor z’n volharding, kleurgevoel en compositie-talent weer eens den grootsten eerbied afdwingt. Zóó is er aan gewerkt, gewreven, gepoetst, geschuurd, dat ’t één groot stuk ivoorbeschildering lijkt. En welke kleur er aan mankeert, we zouden ’t waarlijk niet durven zeggen, gelooven, dat zoo ongeveer alle kleuren er bij gebruikt zijn. Monnickendam op en top! De voorstelling een komische. Een “Roeiwedstrijd'(388) op den Amstel: dringende menschenklit teruggehouden door een bereden agent onder zwaar gebomte: nieuwsgierigen op een schuitenhuis: dienstmeid met een paar waterplassende joggies op den voorgrond en een trotsch dienaar-te-voet van den H. Hermandad, het terrein overziend. Op het water dan, in de verte, de kampende gieken en het geheel gestoffeerd door valggen en wimpels, blij wapperend op een zonnig-winderigen dag. Heel dit tafereel is één stuk leven, vroolijkheid en drukte geworden onder de machtige hand van z’n schepper en stemplet hem voor de zooveelste maal tot een kolorist bij uitnemendheid.
0796 -  
1971
Drankenkaart van Americain in Amsterdam omstreeks de jaren 70 met op de voorkant een afbeelding van Entre Act (12-0003)
0797 -  
0
798. Krantenknipsel, onbekend uit welke krant en datering. “Monnickendam’s “Kerkfeest'in het Joods Historisch Museum. Amsterdam, 19 Febr. Door het Joodsch Historisch Museum is het groote schilderij van Martin Monniockendam “Het Kerkfeest'aangekocht. Het schilderij stelt voor den plechtigen dienst in de Groote synagoge ter gelegenheid van het driehonderdjarig bestaan der Ned. Isr. Hoofdsynagoge. Op de tentoonstelling van “Arti et Amicitiae'werd dit schilderij met goud bekroond. Binnenkort zal het schilderij in het Joodsch Historisch Museum ten toon gesteld worden.
0798 -  
1931
799. a. Aankondiging in het Algemeen Handelsblad over de artikelen over De Gedoemde Binnenzee (… zal een unieke collectie teekeningenin zwart en in kleur van Martin Monnickendam deze serie verluchten).
0799 - 1 
1931
799. b. Knipsel uit de Kamper Courant van mei 1931: De schilder Martin Monnickendam is een vermaard kunstenaar, hij weet ook aardig te vertellen. Dat merken wij in zijn artikeltje in het Lente-nummer van Het Handelsblad over Volendam, wanneer hij dit schilderachtige dorp stempelt als zeer zeker van dezen tijd. “Zoo vierkant als de hedendaagsche bouwkunst is, vierkante huizenblokken met vierkante torens, zoo vierkant is een Volendammer visscher, en een Volendamse meid komt vierkant op je af en stevent je vierkant voorbij. Het vriendelijk en vereerend bezoek van de redactrices om iets te vertellen van Volendam met de pen en het teekenkrijt, heb ik dan ook vierkant aangenomen.'Hij vertelt ook aardig het bezwaar naar een plaats te heeten. In den watersnoodtijd heeft hij teekeningen gemaakt, had daarvoor een verlof, want er werd veel gestolen, waarom een militaire bewaking was ingesteld. “Ik had een bootje gekregen, goed voor een sloot, maar toen over dien geweldigen waterplas storm kwam opzetten, was ik wat blij, door een patroeljeboot te worden opgepikt en ook in die schuit hebben wij moeten roeien voor ons leven. Wij gingen naar den toren van Ransdorp, bovenin was een militiare post, onder stond de toren in de woest klotsende golven. : Hoe heet U? “ Monnickendam. “Dat vragen wij niet, hoe heet u? “Monnickendam. “Wij vragen niet, waar U naar toe gaat'.
0799 - 2 
0
800. Afbeelding van de aquarel Billard-Akademie met een heel verhaal erbij. Duits tijdschrift, datum en welk tijdschrift is onbekend. Tekening 07-0002.
0800 -  
1908
801. Kritiek uit een onbekende krant toegezonden door F. Hudig aan mevrouw Monnickendam op 5 mei 1908: “In zijn uitvoerig overzicht van den Parijschen salon brengt de kunstcriticus van de Temps (zie doc 506 RJC), de ook hier te lande goed bekende Thiebault-Sisson, bijzondere hulde aan een werk van Martin Monnickendam. Het is het groote stuk, van de jongste “Vierjaarlijksche'bekend, voorstellende een collegezaal bij avond in het Conservatoire des Arts et Metiers te Parijs. De criticus betuigt zijn spijt dat dit stuk, zoo krachtig en vast in weerwil van het groot aantal personen, niet den naam draagt van een Franschman. Maar de naam van dezen schilder Monnickendam is zoo Hollandsch mogelijk en van een Hollander die aanpakt.
0801 -  
1922
802. Artikel van de hand van Monnickendam zelf in De Amsterdammer van 17 juni 1922 met een afbeelding van De Vrede (20-0001): De beoefenaars van de Beeldende Kunst zijn op het ogenblik troef De groene Amsterdammer houdt een tentoonstelling van schilderijen. De Koningin neemt ons mee naar de fjorden. Wij hebben twee lijsten, een brave en een minder brave, voor de a.s. verkiezingen. Damescomité’s worden opgericht om kunstwerken aan te koopen. O Chariteit! Eens breiddet gij kruiperijtjes voor de soldaten in de loopgraven, toen hielpt gij de Belgische vluchtelingen, die dankbaar en voldaan naar huis terugkeerden, gij verpleegdet de Weensche kinderen, voeddet de Russische en nu hebt gij ons ontdekt: de noodlijdende beeldende kunstenaars. Teas worden georganiseerd, lootjes aan den man gebracht, schilderijen aangekocht. Steunt, subsidieert, velen zullen het zich noodgedrongen laten welgevallen, maar hoe geheel anders waren de helden uit de “Scènes de la Vie de Bohême'van Murger. Wat voor dolle streken haalden ze niet uit om aan den kost te komen en wat waren zij hooghartig en hadden ten slotte meer medelijden met de menschen, dan de menschen met hen. De Kunst gaat vóór de mesnschen uit, de Kunst geeft en heeft geen Chariteit noodig. Martin Monnickendam.'
0802 -  
1908
803. Artikel uit Het Leven van 13 maart 1908 van N.H. Wolf. Het artikel beslaat drie kantjes en kent 6 illustraties. Het gaat over de tentoonstelling bij de Larensche Kunsthandel (08,1). Tentoonstelling in de Larenschen Kunsthandel te Amsterdam. 2. Martin Monnickendam. Zijn de zes-en-twintig werken van Willem Maris de roem van deze tentoonstelling - dat er een 17-tal schilderijen van Martin Monnickendam zijn, geeft er niet minder beteekenis aan. Monnickendam is een schilder, wiens werk ik pas ongeveer twee jaren ken. De eerste maal dat ik het zag, greep het mij aan met onweerstaanbare kracht. Het was zijn, sedert algemeen bekend geworden, Polderhuis dat een der zalen van “Arti' opluisterde bij gelegenheid van eene voorjaarstentoonstelling van werk der leden, en dat toen, naar het algemeen gevoelen, een der belangrijkste inzendingen was daar aanwezig. Het was van een koloristische kracht als géén ander werk – Albert Neuhuijs had toen niet ingezonden- alleen in de behandeling der boomen, herinner ik mij, was niet volmaakt. Maar de kleur, - die pràcht van kleur!…en de weerspiegeling in het water, en de weergave der materie,- daarover was men algemeen uit! De herinnering aan dat schilderij is mij steeds bijgebleven. En een kunstverzamelaar in het noorden van ons land, die blijkbaar aan de herinnering alleen niet genoeg had, kocht het schilderij….En nu kan ik geen werk van Monnickendam meer zien, of ik toets het aan dat “Polderhuis'…Men begrijpt dat de indruk dus zéér sterk is geweest. Maar wàt is nu het geval? Later zag ik bloemen van Monnickendam. Wéér op Arti: een portret van Louis de Vries en schouwburg tefereelen, op de jubileumstentoonstelling van “Sint-Lucas': op de Vierjaarlijksche te Rotterdam zag ik Aan den zelfkant, en verleden jaar in het Stedelijk Museum zijn Les in de Sorbonne. En àl deze werken maakten dezelfden sterken indruk, dien het eerste schilderij dat ik van hem zag op mij maakte. Waaruit dus te besluiten valt, tweeërlei: ten eerste dat Monnickendam een zeer krachtig persoonlijk talent bezit, en tweedens dat zijn werk valt buiten het konventioneele, buiten het gewone gedoe van het overgroote deel der schildersbent. Deze beide eigenschappen vallen vooral in het oog, nu men deze zeventien schilderijen bijeen ziet. En het is dan ook de verdienste van den Larensche Kunsthandel, dat zij ons, Amsterdammers, in de gelegenheid heeft getseld, de beteekenis van een kunstenaar, als wij in Martin Monnickendam bezitten, in haar vollen omvang te leeren kennen. Monnickendam is in de eerste plaats kolorist. En als zoodanig treden zelfs zijne eigenschappen van uitnemend teekenaar en volleerd technicus op den achtergrond. Zijn technische vaardigheid gaat schuil achter het artistieke zijner opvattingen, en de volmaaktheid zijner teekenkunst wordt overvleugeld door zijn kleur. Maar in een schilderij als Brugge en bij zelfportretten, zijn fantazie Salomé en in het kapitale Aan den Zelfkant, komen toch even zijn teekenaars- kwakiteiten zich op de voorgrond dringen, - om dan dadelijk weer te worden teruggeworpen door zijn eigenschappen van kleur-vertolker. Het is dan ook wel eenigszins jammer, dat wij hier niet de etsen hebben, waar we onlangs enkele op “Arti'zagen, toen er tentoonstelling was van grafische kunst: doch misschien dat de Larensche Kunsthandel, die met het werk van Monnickendam zeer zeker succes behaalt, later nogeens zijn etsen exposeert. Wij zullen dan speciaal den teekenaar kunnen waardeeren. Waar ik to nu toe hoofdzakelijk besprak de sterke kwaliteiten van kleur van Monnickendam’s werk, daar heb ik toch nog iets bij te voegen. Namelijk geeft hij uitnemend ook de atmosfeer. En dit geldt in het bizonder voor zijn interieurs van schouwburgen, speelzalen en dergelijke gelegenheden. Hier op de tentoonstelling hebben wij er vier zoo: van elders herinner ik mij een zeer knappe, groote aquarel: Académie de billard. Van de Antiek-veiling geef ik een foto: de andere zijn kijkjes van een avondvoorstelling Bij Prot, In Flora en bij Carrä. ’t Is volkomen de atmosfeer, èn de kleur: de zwoele, zware atmosfeer van damplucht en verhitte lijven, de zware gou-achtige lichtschijn van zaal-luchters en tooneel-klatering, - de vettige koppen met loerende oogen hangend over de zwaar roode zaalbekleeding, zwaar en donker doende tegen het hel-lichte, quasi-luchtige geel-wit-roode op het tooneel. ’t Is de stemming, volkomen de illusie van zoo’n van soecialiteiten-zwelgend publiek, - gelijk het op den Antiekveiling is de hartstocht-aandacht der op koopjes beluste liefhebbers. Het essentiëele, het bizondere van zóó’n menschem verzameling heeft Monnickendam getroffen, - het bizondere eerst hèm, daarna hij hèt in de weergave ervan. Hij heeft zich niet laten afschrikken door de technische moelijkheden die “het geval' kon opleveren, zoo min als door de kracht-van kleur- weergave die het vereischtte. En hij, de kolorist, heeft zich ten arbeid gezet, en heeft ons het psychologische van het geval doen gevoelen. Dat is nu juist de innerlijke beteekenis van zijn kunst. Het psychologisch- essentiëele beeldt hij uit, in den schouwburg scènes en in de daarnevens genoemde werken. En in zijn portretten geeft hij ziel en karakter, naast eene “sprekende “gelijkenis. Waar ik deze laatste eigenschap kan beoordelen, - namelijk in zijn zelfportret als Levantijn, herken ik weer den knappen teekenaar, al was het ook hier den schilder weer te doen om de kleur. En zoo zou ik ook bij Salomé en den Morsche(n) ruiter, den teekenaar dadelijk moeten roemen ná den kolrist. Eén schilderij is er, dat mij minder goed bevalt dan de overige : Melktijd, wat dan ook niet die groote kwaliteiten van koloriet heeft, waardoor Monnickendam’s werk zich kenmerkt. Maar toch houdt het ’t uit tegenover de meer krachtige van kleur, en zelfs vind ik dat het hier beter doet dan toen ik het eens, in het Stedelijk Museum, zag onder te strerke belichting. Als tegenhanger wil ik wijzen op het kapitale schilderij Aan den Zelfkant. Aan den zelfkant der stad,- wordt hier bedoeld. Een prachtig atmosferisch tableau van het leven aan de grens der groote steden, een ratjetoe van menschen en dieren en woonwagens en kotten, - de tragiek van het mensch-bestaan aan gene zijde der beschaving, onreine bron, waaruit allerlei onguurs ontstaat….. Dit schilderij is van eene diep-tragische werking: onwillekeurig heeft de artiest het tot een museumstuk gestempeld. Want alle móóie kwaliteiten van zijn kunst heeft hij erin vereenigd, de zich gestelde opgave volkomen beheerscht. Een ander groot schilderij is getiteld: De Brief. Twee dames, eene oudere en eene jongere (moeder en dochter?), zitten aan een tafeltje in den tuin tegenover elkaar. De jongste leest een brief voor: de oudere luister in stille aandacht. Het schilderij is weer schitterend van kleur, maar de figuren zitten m.i. wat te symmetrisch tegeover elkaar. Kenmerkende eigenschap: het is ècht “buiten'gedaan: de heerlijke zomergeur waait u van ’t groen en de bloemen tegemoet…Een derde, grooter doek is : De Vischmarkt. ’t Is niet van die koloristische kracht als het mééste werk van Monnickendam: maar de figuren zijn er zeer natuurlijk ingezet en er komt mooi licht van af. Sterk van koloriet vooral zijn: Toovenaar en Coin dátelier twee typische werken! In Monnickendam herkennen wij dus den stoeren strever, den onvermoeiden werker, den zoeker naar het ideaal: den kunstenaar die zijn weg gaat zonder om te zien, zijn eigen weg, met vasten, onverzettelijken wil. En op dien weg zullen wij hem volgen met groote, oprechte belangstelling: want vinden zal hij, méér dan hij thans reeds heeft bereikt. Al kunnen wij voor het oogenblik met wàthij vond volkomen tevreden zijn. (afgebeeld: Brugge 05-0012: Antiekveiling 05-0003: Moorsch Ruiter 04-0001: Salomé 06-0004: Levantijn 08-7005: Aan den zelfkant 06-0006). Verder beschreven Melktijd (07-0004), De Brief (05-0006) en De Vischmarkt (zj-329-AMST).
0803 -  
1923
804. Kritiek zonder vermelding van datum enwelke krant het betreft. Het gaat hier om een beschrijving van de tentoonstelling bij St Lucas uit 1923 (23.7), gelet op de werken welke beschreven worden: …van Monnickendam een pittige schets: “Westerdok', en een geval, dat hij “Afscheid'noemt en dat treft door de dramatische expressie…
0804 -  
1934
805. Artikel over de opening van de eere-tentoonstelling ter gelegenheid van zijn 50stverjaardag (waarschijnlijk het Algemeen Handelsblad) met een beschrijving van de speeches. ……Monnickendam sprak ook: Hij dankte al degenen, die de tentoonstelling hadden voorbereid: het comité dat ze had ingericht, den heer Baard in het bijzonder, die zich daarbij zooveel moeite had gegeven. De vooravond van een feest, merkte hij geestig op, is vaak schooner dan de feestdag zelf: zoo ergens, dan wordt deze uitspraak hier aan mij bewaarheid, waar men zich zooveel moeite heeft getroost om, ter gelegenheid van mijn 50ste verjaardag, een tentoonstelling in te richten die, - om een beeld uit de csheepvaart te gebruiken,- als een schip is, uitvarende onder een vlag, getooid met de allerbeste namen: een vlag op wier wimpel de geërbiedigede naam van mijn meester Allebé prijkt. ’t Is daarom dat ik er prijs op stelde niet tot mijn 70ste jaar met deze eere-tentoonstelling te wachten, daar ik zeker wist dien éénen naam te zullen moeten missen. Met een woord van erkentelijkheid aan professor Vogelenzang besloot de heer Monnickendam zijn hartelijk toegejuichte toespraak. Hierna werd thee gediend en bezagen de aanwezigen de smaakvol geschikte tentoonstelling. Van zijn oud-leerlineg ontving de kunstenaar als blijk van hunne erkentelijkheid voor zijn leiding, een geschenk met onderstaande begeleidende woorden: Aan den meester Martin Monnickendam. Gij hebt het zelve gezegd: “hoor niet naar mijn woorden, maar zie naar mijn daden'. En aan die Vrijdagochtend-daden, die door uw onbeperkt kunnen en groot opvoedkundig begrip iedere week en bij elke leerling van anderen aard waren, danken wij de zoo onmisbare basis, waarop wij allen verder konden werken. Waart gij het niet, die ons leerde, dat de puimsteen een hooger doel heeft dan vuile handen schoon te maken: dat oogen zich sluiten kunnen en dat men door een mond kan spreken: dat hoeden en baarden behooren te zitten om een hoofd en niet er op of er aan en die nog veel meer van dergelijke onmisbare wijsheden ons inprentte! Maar bovenal leerdet gij ons den ernst van het schilderen, de toewijding en groote aandacht, die er toe noodig is en toch ook daarnaast dat het een plezier, de heerlijkste inspanning is! Alle hartelijke woorden, voor u ontvangen, konden hier niet geplaatst worden, enkel de handteekeningen van de deelnemers, die hopen dat hunne kleine bijdareg in staat zal zijn u eenig genoegen te geven op uw feest!.
0805 -  
1908
806. Krantenknipsel, Telegraaf en als enige datering (met potlood) 1908. Gelet op de verwijzing naar Willem Maris moet het zijn de tentoonstelling bij de Larensche Kunsthandel maart 1908 (08,1). “Zie, naar zijn compositie: Is er iets tégen? Is die niet altijd evenwichtig? Zijn bouw is dus hecht…dat is de hoofdzaak, de grond! Het kan zijn, dat de “Publieke les'van de “Vierjaarlijksche' het essentieele van “bouw'd.i. “dat alles samenwerkt tot een geconcentreerd geheel', mist, doch dit doek is hier niet. Nu zijn bouwwijze: Van teekening zoo karakteriseerend, dat hij er soms caricaturen van maakt, zoo breed als maar mogelijk is, groote vlakken vol keleur, groote, volle lichtspartijen naast plaats vol van even doordringbare zware tonaliteit. Van kleur zoo zwaar als de sterkste coloristen. Deze schilder is een pracht colorist. Ik kan niet, met woorden, vertellen, wat kleur is, wat “mooie'kleur is en wat niet. Een kunstgevoelige weet het, een kleurenblinde is het niet te beduiden. Ik verzeker dus slechts: zijn kleur is mooi. Want hij is vol, en rijp en samengesteld en goed in ’t geheel en rijk en warm (met dit al zeg ik nog niet hoe nu een “mooie'kleur is). En zoo is zijn gansche gebouw een krachtrijk monument van karakter… en dat is niet juist “schoon'. Quod erat demonstrandum.. Martin Monnickendam, waarachtig , hij houdt het naast Willem Maris uit ! En ik begin te gelooven, dat Martin Monnickendam aardig op weg is, zich met deze tentoonstelling een vast-erkende waardeering af te dwingen. ’t Laatste schijnt hem noodig te zijn. De erkenning, zal niet zoo gereede komen om dit “nieuwe'werk. De kleinheid der menschen is eindeloos gróót! Het is wel gemakkelijk om schilderijen te fabrieken in een eenmaal erkend genre, en het is eveneens licht, om zulk doeken te erkennen. Maar zoo goed als het zwaar is en karaktervol om àf te wijken en je eigen gang te gaan, zoo blijkt het steeds weer het publiek te zwaar, om dat afwijkende te erkennen als “schoon'. En toch zal het bij dit werk móéten! Want het is “schoon'. Hetgeen te bewijzen is: Dit stoere werk is zwaar gedaan, met een geheel eigen en van karakter zware opvatting! Iedere nieuwe zienswijze is moeilijk als aanneembaar te erkennen, nog veel lastiger is het er direct voor in verrukking te komen. Maar erkend minstens zal toch wel moeten, dat de breede, volle, wijze van figuurschilderen een groote breedheid van karakter aanduidt. Monnickendam’s wijze van zien is in de eerste plaats breed en vol. Hij modelleert zijn figuur in licht- en schaduwvlakken, en houdt deze beide zeer en zeer breed. Geen futiliteiten, geen onnodige détails, geen kleinheid of armelijkheid van streek, nergens bijna zelfs eenige slapte van toets….alles in de zware verf gestreken met bvolheid van weelderijke kleuren. Armelijk is deze gansch niet. Merk de veelheid zijner kleuren op, haar rijkheid, haar weeldevolheid, haar gloed. Merk de volvervigheid van zijn pâte, het gladde, maar ruige, geboetseerde, weer afgeslepen, dan weer gegleceerde, opzetten van de eene zware tonaliteit naast de andere.
0806 -  
1922
Krantenknipsel van het Algemeen Handelsblad van juni 1922 met de inleiding welke Monnickendam schreef voor de catalogus van de tentoonstelling bij Houthakker in 1922 (Houthakker 22.1). “The Golden Bug'. Zie doc 654. De tekst is overgenomen in de catalogus van de tentoonstelling in Barneveld in 2002.
0807 -  
1924
Krantenartikel Het vaderland van Februari 1924: VIJFTIGSTE VERJAARDAG MARTIN MONNICKENDAm. Men schrijft ons uit Amsterdam: Martin Monnickendam viert 25 Febr. Zijn 50en verjaardag. Naar aanleiding van dit feit en mede in verband met de tentoonstelling van zijn werk, welke in het Stedelijk Museum zal gehouden worden en waarvoor in het eere-comité ook zijn oud-leermeester prof. Allebé heeft zitting genomen, zijn we eens met hem gaan praten. In de stemmig gemeubileerde huiskamer, waarvan de wanden met zijn schilderstukken en studies behangen zijn, ontvangt hij ons met de verzekering, dat hij niet veel kan vertellen. Een schrijver of een tooneelspeler, zegt hij, die steeds contact heeft met het publiek, kan dat veel beter. Maar een schilder is den heelen dag druk bezig in zijn atelier ver van het alledaagsche leven. “Ja', voegt mevr. Monnickendam, die is binnengekomen, er aan toe, “mijn man werkt veel en gestadig. Hij verzuimt bijna geen dag'. Mijn groote liefde gaat uit, vertelt hij, naar het in beeld brengen van een menigte. En daarvoor vond hij in zijn geboortestad, Amsterdam, en in Pariis, waar hij van 189501897 gewoond heeft, een uitgebreid arbeidsveld, Met een buitengewone nauwgezetheid heeft hij de menschen uit het volk bestudeerd. Men beschouwe slechts zijn bekend werk Optocht, een samengedrongen massa op de hooge stoep van het voormalige raadshuis aan den Amsteldijk, met de daarvoor de waakzame smeris.Ieder sujet is een aparte studie en si zoo nauwkeurig mogelijk getypeerd. Een grootscher schepping is de groote zaal van den Conseil des Arts et Metiers aan de Rue St. Martin te Parijs, waarvoor tachtig schetsen gemaakt zijn en waarvoor vele verpleegden uit de Toevlucht voor Onbehuisden van Jonker hebben geposeerd. Eenzelfde karakter dragen de Antiekveiling en de verschilende interieurs der oude synagogen. In de schouwburgen heeft de schilder eveneens talloze malen gewerkt, getuige zijn schellinkjes van Prot en Flora. Vooral komt hierbij zijn voorliefde voor het rood uit. Dat in vele schilderstukken naar voren springt. Prachtig is hiermee gewerkt bij de schilderij van zijn dochter Monarosa, die we zien als het ijle, teere figuurtje met den zwierig omgeworpen rooden mantel, in de eene hand torsend een bos bloemen en met de andere hand een grooten herdershond vasthoudend. Zin voor kleuren en volte is Monnickendam’s karakteristiek en hij is slecht te spreken over den gelukkig weer vrijwel achter ons liggenden tijd, die wit en later zwart liet overheerscxhen en geen oog had voor een bonte kleurmengeling. Ik wil, wanneer ik iets op het doek breng, de menschen iets laten zien. Als ik dan ook een landschap schilder, zegt hij, doe ik dat niet om afstand te geven, maar ik geef vulling. Te veel is zulks verwaarloosd en de Larensche binnenhuisjes zijn er de voorbeelden van. Het is absoluut niet noodzakelijk om in de stad de volte te zoeken. Op het land treffen we deze evengoed aan. Men behoeft slechts te denken aan de processie, de feesten, sterften en geboorten bij de boeren. In één der nieuwste werken van den schilder te Stroe op de Veluwe gemaakt wordt zulks nader aangetoond. Niet alleen in ons land heeft Monnickendam gewerkt. Veel heeft zijn ontstaan te danken aan zijn reizen, welke hij de laatste jaren in Duitschland gemaakt heeft, als het gezicht op Rothenburg. Zijn veelzijdigheid komt aan den dag, wanneer we zijn vele familieportretten beschouwen en die van bkende personen als Louis de Vries in de Toneelspeler des Keizers. Ook heeft Monnickendam het voorrecht gehad eenige uren aanwezig te mogen zijn bij de ontvangst van de personen, die Tagore tijdens zijn verblijf in Amsterdam kwamen bezoeken, waardoor hij in de gelegenheid was een schets te maken voor het door hem vervaardigde groote schilderij van den dichter. Vele herinneringen uit het verleden haalt Monnickendam al pratend op. En dan blijkt het, dat hij zichzelf wel onderschat heeft. Hij heeft inderdaad veel te vertellen van wat hij op zijn tallooze tochten naar materiaal voor zijn werk heeft gehoord en gezien. Te bewonderen valt hierbij zijn ongedwongen houding. Met de armen op tafel geleund keuvelt hij voort, terwijl de de oogen, die als het ware onder de over het voorhoofd hangende haren uitgluren, satren in de oneindige ruimte. Van zijn vijf en twintig-jarigen arbeid zal de tentoonstelling een klein beeld geven, immers voor de aquarellen, de etsen uit zijn Parijschen tijd en de Amsterdamsche pastelteekeningen is geen plaats. Maar, wanneer we nog in een aan de woonkamer gerenzend vertrek een kijkje nemen bij het daar aanwezige werk, dan is het begrijpelijk, dat een keuze moest gedaan worden.
0808 -  
0
Twee uitgeknipte foto’s van “Portret van den schilder' 04-0001 met aantekening: Fl 600,-- eig. Dr Brongersma Haarlem en van “De Publieke les ‘08-0011.
0809 -  
1934
Krantenknipsel uit De Telegraaf van zaterdag 24 Februari 1934: M.MONNICKENDAM ZESTIG JAAR. ZONDAG FEESTDAG. Een meester in den kwistigen overvloed, een courageus schilder voor wien groote doeken beven. Morgen, den 25sten Februari, herdenkt men dat Martin Monnickendam zestig jaar geleden te Amsterdam geboren werd. Of was het soms in het land van Cocogne, zoals deze schilder,- die zich geen meester in de beperking, maar in den kwistigen overvloed toont en als de aarde produceert: ’t eene jaar geod, ’t andere minder,- eens een zijner werken noemde, voorstellend een mand in den vorm van een schip, rijk beladen met lekkernijen. Zeker is, dat z’n fouten nooit gebreken der armoede zijn! Zijn rijkdom drukt hij uit in een rijkdom van kleuren, die in purper en ultramarijn baden. Teekenen deed Monnickendam al toen hij nog op school ging. Hij had les van den schepenschilder Rust en daarna in Felix Meritis, gesticht door kunstlievende Amsterdammers in den pruikentijd. En tenslotte kwam hij op de Rijksacademiën na één keer voor het toelatingsexamen gezakt te zijn. Hij bezocht haar van 1891-’94, toen Wijnveld nog slechts korten tijd directeur was, vóór Allebé er zijn leermeester werd met Dake, v.d. Waaij e.a. Met Piet Dupont samen dong hij naar den Pric de Rome: drie keer tevergeefs. De zilveren medaille had hij nochtans mogen aanvaarden zoo hij niet om principieele redenen gemeend had dit eeremetaal, waar geen koopprijs voor het bekroonde werk aan werd toegevoegd, te moeten weigeren. In plaats van naar Rome ging hij naar Parijs. Een “atelier' heeft hij echter nooit bezocht, maar het Louvre-museum des te meer! Twee jaren werkte hij in Parijs, het Parijs in den mooien tijd van 1900. Men kon er nog op straat teekenen: er waren nog geen auto’s en de straat was nog mooi met liedjeszangers en kunstenmakers. Uit dien tijd dateert behalve het twaalftal etsen van Oud Parijs, o.a. het stadsgezicht op Ile-St.Louis, de buurt waar de schilder toen woonde. In “Le Raté'uit 1903, een verloopen sujet, een soort “Ratapoil'in een bar, geschilderd toen hij 29 jaar was, kondigt de latere Monnickendam zich reeds aan. Het is het eerste zelfstandige, oorspronkelike werk in die eigenaardige, als geëmailleerde manier, waarop z’n latere schilderijen bij voorkeur gedaan zouden worden. De “Acrobaten in Flora'uit 1905 is het vroegste uit de serie naar aanleiding van aan het tehater en variété ontleende onderwerpen geschilderde werken, zooals de loges in den schouwburg “Frascati', in het Paleis voor Volksvlijt of bij Prot: het Concert, de Italiaansche Opera, e.a. toneelen dikwijls bij avondlicht en met veel figuren, waarop z’n naam vooral berust: de Billard-academie: de Antiekveiling: het Conservatoire des arts et metiers. Martin Monnickendam is een man der menigten. Met dien anderen schilder van het moderne leven, Constantin Guys, zal hij iedereen die zich temidden der menigte verveelt, als één dwaas verachten. En Baudelaire zou dezen liefhebber van het algemeene leven ook vergeleken hebben met een spiegel, even onmetelijk als die menigte,- waarin hij komt als in een onmetelijk reservoir van electriciteit-: of met een kaleidoscoop, met bewustzijn begaafd, die bij elke beweging het menigvuuldige leven en den beweeglijken zwier van alle elementen van dat leven voorstelt. Hij ziet het leven altijd als een feest en z’n schilderijen, badend in vreugde-uitstralende kleuren- zijn dikwijls feesten, feestmaaltijden voor de oogen: de Bruiloft in Bretgane, het “Loofhuttenfeest', “De Optocht komt', de Roeiwedstrijd, de Ontvangst van den Lord Mayor van Londen in de burgerzaal van het Paleis op den Dam, waarop o.m. figreeren Bierens de Haan, Boissevain, Ketelaar, De Vlugt en Wibaut. Tot het landschap of stadsgezicht voelt hij zich vooral aangetrokken, als hij in de kleur vroolijke noten kan geven met roode parasols, bonte kermiswagens, ornaje vaandels, die een drukke straat op Koninginnedag versieren, gepavoiseerde schepen, die het Westerdok bevolken: een kleurenmengelende processie of een corps straatmuzikante, die een plein te Quimper stoffeeren. Het is ook naar zijn aard een scenerie en situatie op te bouwen en zich met een fantasche comedie te troosten over het soms al te onnoozele dagelijksche leven. Het ontbreekt dezen schilder noch aan durf, noch aan modellen. Groote doeken beangstigen hem niet, zij beven integendeel voor dezen corageuzen rasschilder. Zoo smeert hij met vaardige hand een groot doek vol met levensgroote figuren en het is een amoreus paar op een sentimenteele promenade in de omstreken van Bouillon: of een echtpaar (hij-zelf en z’n vrouw) als Biedermeiers vermomd: het is een tot den beschouwer lachend meisje temidden eener wonderbare vischvangst of z’n dochter Monorosa als een Abundantia, een boordevolle schaal met tulpen ophoudend achter een van wild, zeebanket en edel ooft rijk voorzienen disch: het is een allergorie van Oorlog of Vrede, waarbij hij vele dieren op den koop toegeeft…. Zoo vult hij het vlak zijner stillevens tot barstens toe met wild en gevogelte, bloemen en vruchten en laat dan nog een aap trekken aan het koord van het gordijn, dat de compositie afsluit en stijgt onverwacht nog een paar sporten op de toonladder met een papegaai. Soms schildert hij tusschen deze stillevens ook zichzelf als een kok, die den neus niet kwaad geluimd heeft of als een fabelwezen, dat zoo weggelopen schijnt van een Bachusstoet en op een verliefde fluit speelt…. Tr gelegenheid van zijn zestigsten erjaardag hebben Monnickendam’s vrienden het plan opgevat, hem in staat te stellen een lang gekoesterd verlangen in vervulling te doen gaan, en wel een verlangen naar het Zuiden en het geluk, dat het Zuiden kan geven. Monnickendam is een hardnekkig schilder, driemaal dong hij tevergeefs nu naar den Prix de Rome: vier maal is scheepsrecht: moge hij thans den strijd om Rome te winnen en gedurende eenigen tijd geestdriftig kunnen verblijven op dezen klassieken bodem! Kasper Niehaus. Met een foto van de schilder in zijn atelier en een afbeelding van “Meisje met vruchten' (29-0001).
0810 -